Starters vinden geen betaalbare woning, studenten wonen noodgedwongen bij hun ouders, ouderen kunnen moeilijk doorstromen, (internationale) studenten komen niet meer aan een kamer en ook voor statushouders is geen woonplek. Om de woningcrisis op te lossen wordt er gesproken over het bijbouwen van 1 miljoen woningen vóór 2030. Een astronomisch aantal. Achter de woningnood gaat de behoefte naar thuis-zijn schuil. Waar moeten gemeenten, woningcorporaties en projectontwikkelaars op letten bij het bouwen van die miljoen woningen, om ervoor te zorgen dat ze niet alleen woningen bouwen, maar (t)huizen?

Het afgelopen jaar deed ik, Ilse Tanis, onderzoek naar de relatie tussen bouwen, wonen en thuis-zijn. Want in hoeverre is onze manier van bouwen en wonen in lijn met dat wat nodig is om ons thuis te voelen? Tijdens mijn zoektocht ging ik te rade bij filosofen, stedenbouwkundigen, sociologen, journalisten en bestuurskundigen. Ook ging ik het land in: ik sprak mensen uit de wijk Oosterwold in Almere, zij hebben zelf hun huis ontworpen en gebouwd. Deze relatie tussen wonen en thuis-zijn is een belangrijk vraagstuk voor iedereen die zich bezighoudt met wonen. Waar hebben mensen behoefte aan? En hoe kunnen plannenmakers de elementen van thuis-zijn meenemen in de plannen voor de toekomst? Hoe we vandaag bouwen, bepaalt hoe onze toekomstige (woon)omgeving eruit ziet. Een gebouwd huis breken we niet zomaar weer af, dus kunnen we het maar beter gelijk goed doen.

Onderdak als onderpand

Wonen wordt door Van Dale gedefinieerd als ‘verblijf houden; kamers hebben; gehuisvest zijn’. Wonen is dus ergens zijn, het is het je voor langere tijd ergens bevinden. Filosoof en journalist Jan-Hendrik Bakker verwoordt in zijn boek Welkom in megapolis: Denken over wonen, stad en toekomst wonen als ‘de wijze waarop de mens dagelijks het bestaan inricht of laat inrichten.’ Wonen is volgens hem iets alledaags. Filosoof Martin Heidegger ziet dit als een probleem. In zijn boek Bouwen wonen denken stelt hij dat het wonen inderdaad een gewoonte is geworden. Maar wonen is volgens Heidegger veel meer dan het hebben van onderdak. Het hebben van onderdak zorgt er (meestal) voor dat we ook veilig zijn, waardoor we letterlijk en figuurlijk de ruimte hebben voor zaken als zelfontwikkeling. Daarom ziet Heidegger wonen niet als iets gewoons, maar als iets noodzakelijks.  

Een zelfgebouwd huis in Oosterwold, Almere

Een zelfgebouwd huis in Oosterwold, Almere

Tussen huis en thuis

De Vlaamse filosoof Libert Vander Kerken schrijft niet zozeer over de noodzaak van wonen, maar over vier eigenschappen die belangrijk zijn bij wonen: innerlijkheid, blijvendheid, vrijheid en eigenheid. De innerlijkheid van het wonen heeft te maken met het contrast tussen binnen en buiten dat zich voltrekt in het wonen. Wonen vindt binnen plaats, in een ruimte die is afgesloten van de buitenwereld. Binnen is het veilig, comfortabel en ben je in je privéruimte. Het tweede kenmerk, blijvendheid, heeft te maken met de vaste verblijfplaats die woningen bieden. Wonen is een blijven, stelt Vander Kerken. Dit betekent niet dat je nooit kunt verhuizen, maar wel dat wonen wordt gekenmerkt door een bepaalde mate van stabiliteit. Het derde kenmerk van wonen, vrijheid, houdt in dat mensen in een woning de ruimte hebben om zichzelf te zijn. Zoals Heidegger ook benoemde kun je in een huis vrij zijn en heb je de ruimte voor zelfontwikkeling en -verwezenlijking. De laatste eigenschap, eigenheid, heeft te maken met het eigen huis. Je voelt en gedraagt je in je eigen huis anders dan bij een ander, omdat je er, in principe, vrij bent om te doen en laten wat je wilt.

Vander Kerken en de Duitse filosoof Otto Friedrich Bollnow voegen daaraan toe dat ook licht, warmte en geur belangrijk zijn voor een thuis, naast de deuren, ramen, meubels en persoonlijke bezittingen. Ze stellen dat een huis huiselijk wordt wanneer je het karakter van de bewoners in de ruimte terugziet. Hoe gezellig een IKEA-showroom ook ingericht is, het zal niet snel als thuis voelen. Het huis weerspiegelt als het ware de mens die er woont. Je ziet dat er gewoond wordt, en door wie. Filosoof Robert Ginsberg verwoordt het onderscheid tussen huis en thuis als volgt: ‘Ons huis is waar we wonen, ons thuis is hoe we er wonen’. We kunnen thuis zien als een gevoel, of een staat-van-zijn en als een plek (je kunt je immers thuis voelén en thuis zíjn).

Het thuis-zijn ligt ook buiten de woning, concludeert socioloog Jan-Willem Duyvendak. De mensen met wie je samenleeft kunnen je thuis laten voelen, of juist niet. Duyvendak stelt in zijn boek Thuis. Het drama van een sentimentele samenleving dat mensen zich vooral thuis voelen bij gelijkgestemden. De aanwezigheid van mensen die op jou lijken en denken zoals jij doet, zorgt voor een bepaalde vertrouwdheid die bijdraagt aan het thuisgevoel. Dit geldt voor zowel het huis waarin je woont, maar misschien nog wel meer voor de straat, wijk en plek waarin je woont. Ook voelen mensen zich meer thuis op plekken die bekend en vertrouwd zijn. Hier spelen ketens als Starbucks en Ibis slim op in. Deze koffietentjes en hotels zien er over de hele wereld ongeveer hetzelfde uit, waardoor mensen zich snel vertrouwd en thuis voelen.

Bij wonen is het dus belangrijk dat je je voor langere tijd ergens bevindt, op een plek die eigen is, of in ieder geval eigen voelt. Een plek van waaruit je in vrijheid jezelf kan zijn en de wereld kan beschouwen. Logischerwijs zijn veiligheid, zoals Heidegger benoemde, en vertrouwdheid, zoals Duyvendak opmerkt, hierin dus ook heel belangrijk.

Wonen gaat niet alleen over bouwen, maar vooral over verbinden en verblijven

Doe-het-zelf-huis

Naast veel gelezen te hebben over wat belangrijk is voor wonen, ben ik ook in gesprek gegaan met inwoners van de wijk Oosterwold in Almere. Dit is een bijzondere wijk, omdat inwoners deze helemaal zelf tot stand brengen. Ze zijn zelf verantwoordelijk voor de aanleg van wegen, voor de riolering, en het ontwerp en de bouw van hun huis. Ik wilde graag weten hoe mensen bouwen en wonen als ze het zelf voor het zeggen hebben.

Wat mij in Oosterwold opviel is dat er een aantal hele uitzonderlijke, specifieke huizen staan, maar ook veel doorsnee huizen die nét iets afwijken van een standaard huis. Vooral de grote raampartijen en de verbinding tussen binnen en buiten viel op. Het sluit aan op wat Vander Kerken en Bollnow stellen: licht is belangrijk.

Daarnaast zag en hoorde ik dat de huizen écht ontworpen zijn voor de bewoners, en aangepast op specifieke voorkeuren zoals duurzaamheid, een muziekkamer of genoeg plek voor als de (klein)kinderen komen logeren. In de wijk waren dus de juiste condities neergezet, zodat de eigenheid en vrijheid waar Vander Kerken het over heeft optimaal tot uiting kunnen komen. Tot slot konden de mensen die ik gesproken heb het saamhorigheidsgevoel van de wijk erg waarderen. Alle buren kennen elkaar en helpen elkaar waar nodig. Hierin doorklinkt Duyvendaks theorie.

Een zelfgebouwd huis in Oosterwold, Almere

Een huis in Oosterwold, Almere

En nu?

Hoe kunnen we de aspecten die belangrijk zijn voor het creëren van een thuis gebruiken om bewuste afwegingen te maken bij de woningbouwopgave? Natuurlijk is de woonplaats belangrijk en spelen bepaalde afwegingen en waarden een rol. Wil je dicht bij je werk wonen, vind je natuur belangrijk? Wil je dichtbij familie wonen, moet een huis vooral betaalbaar zijn?

Toch denk ik dat het belangrijkste punt dat gemeenten, architecten, bouwbedrijven en andere betrokkenen mee kunnen nemen is dat het heel belangrijk is dat mensen zich thuis voelen. Dat is een particulier gevoel, maar zoals ik heb laten zien zijn er wel degelijk een aantal elementen te onderscheiden die ertoe doen als het gaat om wonen en thuis-zijn.

Niet iedereen zal in zijn of haar droomhuis kunnen wonen, maar ook kleine dingen kunnen helpen. Zorg dat een huis eigen en vertrouwd voelt, door bewoners zelf beslissingen te laten nemen over hun huis en de inrichting hiervan. Ook in een huurhuis is dit van belang. Dit hoeft niet heel ingewikkeld te zijn en kan zitten in het verven van een muurtje, tegelijkertijd zou het goed zijn om te letten op ingrijpender zaken zoals meer vrijheid voor huurders bij het kiezen voor energiebesparende maatregelen in het huis, of compensatie voor een huurder die besluit een nieuwe keuken te plaatsen. Actief bezig zijn met het wonen en de woning draagt bij aan het gevoel van thuis-zijn, en daarvoor is zeggenschap nodig.

Want wonen gaat niet alleen over bouwen, maar vooral over verbinden en verblijven. Daarom is het ook belangrijk om daarop te letten in de wijk: zet in op buurtverbinding, zodat bewoners zich kunnen verbinden met de mensen in de wijk die op ze lijken, en zich vertrouwd kunnen gaan voelen bij de mensen in de wijk die niet op hen lijken.

Gemaakt door
Ilse Tanis

Ilse Tanis

Grondig - georganiseerd – daadkrachtig
Ruimte en Wonen