Er zijn een heleboel wetten en regels over onze fysieke leefomgeving. Vanaf 1 januari 2024 staan al die regels samen in een nieuwe wet: de Omgevingswet. Al ruim voor het in-werking-treden van de Omgevingswet was er veel te doen over de eisen die de wet stelt aan omgevingsparticipatie. Want, met de komst van de Omgevingswet, zou participatie nóg belangrijker worden. In dit artikel pluizen EMMA’s Jan Maessen en Merel Ursem uit of dit ook echt zo is, (spoiler: omgevingsparticipatie wordt belangrijker, maar in de Omgevingswet ontbreekt het aan inhoudelijke uitgangspunten), welke kaders worden meegegeven, en waarom de motie-Nooren zo belangrijk is.

Om meer te weten te komen over de gedachte achter participatie in de Omgevingswet, kijken we niet direct in de Omgevingswet zelf, maar eerst in de memorie van toelichting. In deze benadrukt de wetgever het ‘grote belang van participatie aan de voorkant’. Participatie aan de start van een traject zou namelijk moeten leiden tot minder bezwaren van inwoners en andere belanghebbenden aan de achterkant, dus na het afronden van een project. Dat zou op zijn beurt de hoeveelheid juridische procedures in het ruimtelijke domein moeten terugbrengen. Op een meer fundamenteel niveau zou de omgevingswet een – zij het bescheiden – bijdrage moeten leveren aan “het herstel van vertrouwen in de overheid door het faciliteren van burgerparticipatie, betere besluitvorming over projecten, inzichtelijker procedures en regelgeving en beter beschikbare informatie over de fysieke leefomgeving.”

Welke kaders geeft de Omgevingswet mee?

In de kern geeft de Omgevingswet niet aan hoe er moet worden geparticipeerd, alleen dat er moet worden geparticipeerd. Hiervoor zijn in de wet twee ankerpunten opgenomen die van toepassing zijn op de meeste ruimtelijke procedures: de zogenoemde ‘kennisgeving participatie’ en de ‘motivering participatie’.

Bij de start van een traject moet het bevoegd gezag in de kennisgeving een heleboel aangeven: wie er betrokken worden bij de projectprocedure, waar deze partijen over worden geraadpleegd, wanneer deze partijen betrokken worden, wat de rol van het bevoegd gezag en de initiatiefnemer is en waar aanvullende informatie beschikbaar is of komt. Wanneer een traject is afgerond moet het bevoegd gezag in de motivering participatie aangeven wat er terecht is gekomen van het participatieplan dat staat beschreven in de kennisgeving, en wat daarvan de gevolgen zijn.

De motie-Nooren dwingt duidelijker participatiebeleid af

De kaders voor de kennisgeving en motivering participatie, zoals deze in de originele wettekst waren opgenomen, boden ruimte om alsnog zeer beperkt invulling te geven aan participatie. Er is immers altijd wel een reden waarom het ‘in dit specifieke geval’ ongewenst is om actief de omgeving te betrekken. De motie-Nooren van 28 januari 2020 bracht hier verandering in.

De kern van deze motie was dat in de motivering participatie nu ook moet worden toegelicht hoe invulling is gegeven aan het eigen participatiebeleid van het bevoegd gezag. In dat eigen participatiebeleid zit voor veel overheden de crux: een groot deel had namelijk nog geen participatiebeleid. Als gevolg van de motie-Nooren zijn veel overheden hier de afgelopen jaren mee aan de slag gegaan.

Belangrijkste uitgangspunten zijn te vinden in lokaal beleid

De belangrijkste uitgangspunten voor participatie zijn sinds 1 januari van dit jaar dus terug te vinden in beleidsstukken van de desbetreffende gemeente of provincie. In de Omgevingswet staat niet veel meer dan: a) zie het lokale beleid, b) geef aan hoe u hier invulling aan wilt geven en c) leg achteraf verantwoording af over de manier waarop dat is gebeurd.

De meeste gemeenten en provincies hebben dit gedaan met een inspraak- en participatieverordening, eventueel aangevuld met lokaal participatiebeleid, waarin uitgangspunten over de verordening verder worden uitgewerkt. Hierin geven gemeenten hun visie op participatie, de rol van raad, college en bewoners, en geven ze in veel gevallen een aantal uitgangspunten mee voor het kiezen van de juiste aanpak in een specifiek geval.

Zie bijvoorbeeld de gloednieuwe participatieverordening van de gemeente Rijswijk, waarin de uitgangspunten ‘Rijswijker centraal’, ‘Proces zorgvuldig, verwachtingen helder’ en ‘Iedereen kan meedoen’ het vertrekpunt zijn.

Dit alles hangt samen met de net aangenomen wet ‘Versterking participatie op decentraal niveau’. Deze wet verplicht decentrale overheden (nu ook bij wet) om de bestaande lokale inspraakverordening te moderniseren en verbreden naar een participatieverordening. Hiermee wordt de ontwikkeling van lokaal participatiebeleid – in gang gezet door de Motie-Nooren in 2020 – nu ook in een formeel jasje gegoten.

Ontvang de EMMA nieuwsbrief in je inbox!

Altijd op de hoogte?