Curaçaos en toch Nederlands. Urnie en Liane Mourillon passen niet in het stereotype beeld wat je bij typische Groesbekers zou verwachten. In een overwegend wit dorp in Gelderland krijgen ze te maken met communicatieproblemen door het dialect, oneindige bureaucratie en wantrouwen over waar ze vandaan komen. Maar inmiddels hebben ze hun plek gevonden en is de link tussen Nederland en Curaçao onlosmakelijk voor hen. Ondanks de vragen zoals: waar kom je vandaan? ‘Het schuurt soms’, zegt Liane. ‘Maar uiteindelijk ben ik ook Groesbeker.’

In een driedelige serie onderzoekt EMMA’s Oglaya Doua hoe slavernij en kolonialisme doorwerken in het heden en wat het betekent om verbonden te zijn met die geschiedenis van Nederland. Ze interviewt verschillende mensen die allemaal gelinkt zijn aan een ander stukje van de Nederlandse geschiedenis. Je leest nu het derde deel.

Per toeval in Groesbeek

Iedereen kent iedereen in het kleine Nederlandse dorpje Groesbeek. De komst van de Curaçaose Urnie en zijn Venezolaanse vrouw Gisela ging dus niet ongezien. Eigenlijk ging het per toeval. Urnie was van plan om in de Verenigde Staten de studie voor klinische chemie te volgen, maar door gedoe met procedures kwam hij uiteindelijk terecht bij de HAN in Nijmegen.

In het vliegtuig naar Nederland had Urnie de tijd van z’n leven. ‘Het voelde als een groot avontuur toen ik het vliegtuig instapte. Een wereld ging voor me open en ik was opgewonden om aan iets nieuws te beginnen’, vertelt hij. Het was een warme zomer en in het dorp was iedereen vriendelijk. Eén ding viel hem wel tegen: niemand had hem voorbereid op de doordringende geur van het platteland. Of het ‘Nederlandse parfum’ zoals Urnie het met een lach noemt. Heel anders dan de geur van het Curaçaose platteland.

Terug naar eigen land?

Al snel merkte Urnie dat er ook minder mooie kanten waren. Hij kon Groesbekers soms niet verstaan vanwege hun dialect, hij moest werk en studie combineren omdat de studiefinanciering werd stopgezet, en hij moest met allerlei regelgeving rekening houden rondom verblijf. Ondanks zijn Nederlandse nationaliteit. ‘In de eerste drie jaar in Nederland moesten we bijvoorbeeld elk jaar een vliegticket kopen naar Curaçao voor mijn vrouw. Zolang zij nog geen Nederlander was en wij geen kinderen hadden, moesten we kunnen bewijzen dat we het ons konden veroorloven om eventueel terug te keren.’

Met de komst van hun eerste kind was het niet meer nodig om een vliegticket vooruit te betalen en mee te doen aan onderzoeken rondom hun burgerschap. Urnie’s vrouw kon kiezen voor naturalisatie. ‘De aanvraag hiervoor en de vertaling van documenten zoals een diploma kostten een vermogen.’ Met de hulp van een donatie van de kerk kregen zij dit voor elkaar. In die periode had Urnie’s vrouw geen recht op bijstand. Ze schakelden daarom de hulp in van een maatschappelijk werker.

Het gezin leerde Nederlands én Groesbeeks. Maar toch voelde Urnie zich niet altijd even welkom. ‘Mensen vroegen zich vaak hardop af wat ik hier kwam doen’, vertelt Urnie. ‘Soms zeiden ze dat ik terug naar m’n eigen land moest. Terwijl ik vanaf mijn geboorte een Nederlander ben.’

Niet genoeg

Bijna een decennium later werd Liane geboren, het jongste kind van Urnie. De pieken en dalen van in Nederland wonen, herkent ze. ‘Ik heb het gevoel dat ik niet altijd als Groesbeker gezien wordt’, zegt ze. ‘Maar dit besefte ik me als kind niet. Ik voelde me niet anders dan m’n klasgenoten. Ik zag er wel anders uit en daar krijg ik nog altijd veel vragen over.’

Bij Liane speelt ook mee dat ze niet alleen een vader heeft die uit Curaçao komt, maar ook een moeder uit Venezuela. ‘Het is soms een worsteling, zo’n migrantenachtergrond. Ik voelde me niet Nederlands genoeg, niet Venezolaans genoeg en niet Curaçaos genoeg. Daarom ben ik geen fan van de term “halfbloed”. Ik zeg liever dubbelbloed. Want ik ben het allemaal.’

Liane en Urnie kijken elkaar lachend aan

Liane en Urnie

Kleur zien

Zowel Urnie als Liane merken dat hun Nederlanderschap vaak in twijfel wordt getrokken. ‘Je haar, je huidskleur, de manier waarop je Nederlands spreekt: dit soort dingen maken uit voor de manier waarop je behandeld wordt’, zegt Liane. ‘Je bent Nederlander en toch wordt er op je neergekeken, word je gewantrouwd en word je als minder gezien. Dat vind ik onrechtvaardig.’

Dat kleur ook een rol speelt op Curaçao heeft alles te maken met kolonisatie, stelt Urnie. ‘Het zit heel diep om meer waarde te hangen aan alles wat Nederlands en wit is.’ Hij vertelt over die ene keer dat hij als tiener met school naar de raffinaderij van Shell in Willemstad op Curaçao ging. ‘Daar gingen ze ervan uit dat een van de jongens, die een lichte huidskleur had, een zoon was van een leidinggevende.’

Tula en klompen

Dat waardeoordeel zit ook in het onderwijs. In Urnie’s schooltijd hing het vooral van de docent af hoeveel les je kreeg over de geschiedenis van Curaçao. ‘Ik kreeg wel les over Tula*, maar dat was niet uitgebreid. De focus lag vooral op Nederlandse geschiedenis. Amsterdam, aardappelen en klompen, daarover gingen de lessen.’ Inmiddels is er veel veranderd op Curaçao. Zo is Nederlands sinds 2005 nog wel een verplicht vak, maar het onderwijs is bijna overal in het Papiamentu, een creoolse taal met Afrikaanse, Portugese, Spaanse en Nederlandse invloeden.

* Tula was de leider van de grootste slavenopstand op Curaçao. Op 17 augustus 1795 legden de tot slaaf gemaakten van plantage Knip onder leiding van Tula het werk neer. Tula kende de uitgangspunten van de Franse revolutie: vrijheid, gelijkheid en broederschap en streefde op basis van deze principes naar vrijheid voor iedereen. Naast Tula werden ook andere opstandelingen na gevangen te zijn genomen, geëxecuteerd. Tula werd als afschrikwekkend voorbeeld voor anderen als eerste gemarteld en terechtgesteld en daarna letterlijk tentoongesteld. Na zijn dood werd Tula eeuwenlang omschreven als een misdadiger en kwam hij lange tijd niet voor in het geschiedenisonderwijs op school.

Na eeuwen van kolonialisme en slavernij is Curaçao nog steeds deel van het Koninkrijk der Nederlanden. Daarom vindt Liane het opmerkelijk dat de context van de band tussen Nederland en Curaçao vaak mist. Op school leerde ze over de Zeeheldenbuurt en de overwinningen op zee die onder andere in de Gouden Eeuw Nederland roem brachten. ‘Zeemannen zoals Witte de With en Michiel de Ruyter worden als zeehelden betiteld, maar wat ze deden was niet altijd heldhaftig. Het is jammer dat lesmateriaal daar dan niet op ingaat.’

Erkenning voor het slavernijverleden

Over de excuses die de overheid vorig jaar maakte voor het handelen van de Nederlandse staat in het verleden hebben Urnie en Liane verschillende meningen. ‘De excuses hebben veel losgemaakt’, zegt Urnie. ‘Maar wat heeft het gebracht? Nog steeds ondervinden Curaçaoënaars de gevolgen van de koloniale periode.’ Urnie doelt op resorteigenaren die ruim een derde van Curaçao in bezit hebben en waarvan het grootste gedeelte Nederlander is. Veel van de grootgrondbezitters zijn vaak erfgenamen van eigenaren van tot slaaf gemaakten.

Liane is blij met de excuses die zijn aangeboden. ‘Er zat druk op, dus de oprechtheid valt te betwisten. Het had veel eerder moeten gebeuren, maar het is belangrijk dat de erkenning voor het slavernijverleden wordt uitgesproken.’

Niet alleen de Westerse blik

Urnie en Liane hebben veel opgezocht over hun eigen familiegeschiedenis en over het slavernijverleden op Curaçao. ‘Het is belangrijk om die geschiedenis te weten omdat je zo in gesprek komt met anderen’, legt Liane uit. ‘Ook als je voorouders hier niet direct mee te maken hebben. Het laat zien waarom dingen gaan zoals ze vandaag de dag gaan.’ Toch is er nog veel te leren. Urnie hoopt dat dit soort gesprekken vooral een ander perspectief kunnen bieden op het eenzijdige beeld dat er vaak bestaat van Nederland. ‘Naar de geschiedenis kijken, is ook leren om niet alleen vanuit een Westerse blik te kijken. Ook de Aziatische, Afrikaanse en Zuid-Amerikaanse blik is belangrijk.’

Gemaakt door
Oglaya heeft zwart, krullend haar. Ze draagt een blauwe blouse en een zwarte bril.

Oglaya Doua

redacteur – nieuwsgierig – enthousiast
Gelijke kansen en Gelijkwaardigheid
Zorg en Sociaal domein

EMMA-nieuwsbrief

Altijd op de hoogte?