Overal ontstaan burgerschapsinitiatieven. In deze tweede aflevering van de serie De Collectieve Revolutie: Broodfondsen. Waarmee zelfstandigen zichzelf en elkaar kunnen verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid. ‘We denken niet vanuit risico’s, maar vanuit solidariteit.’

Tekst: Bas Mesters

Bas Mesters is hoofdredacteur van De Tussenruimte, een onafhankelijk debatplatform, mogelijk gemaakt door EMMA. Dit artikel is de tweede aflevering in de serie De Collectieve Revolutie die hij voor de Groene Amsterdammer maakt. Op 10 maart sprak hij naar aanleiding van de eerste aflevering in de Tussenruimte met vijf pioniers over de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van wooncoöperaties.

Plotseling slaat de sfeer om in de showroom van scooter- en motorhandel IJssel Motoren. Zo’n dertig hoofden in het zaaltje op het bedrijventerrein van Kampen draaien naar links. Alle blikken – ook die van honderd lege helmen in de stellingwand – zijn gericht op Maurice de Boer, betonstaalvlechter van vijftig jaar, met rossig, strak achterover gekamd haar. Naast hem zit zijn geblokte collega Henkie van Dijk (63) die binnenkwam op mocassins van roodbonte koeienhuid.

Ze zijn tegen, De Boer en Van Dijk, samen met twee anderen. Tegen het zojuist met applaus ontvangen plan van meubelmaker Adriaan Stam, die bij gebrek aan nieuwe bestuursleden voorstelt dat iedereen om de beurt in het bestuur van Broodfonds Kamper Knip gaat en zo bijdraagt aan dit burgercollectief, waarin leden elkaar financieel ondersteunen bij arbeidsongeschiktheid.

Tegenstemmer Maurice de Boer verheft zijn stem. Hij vraagt: ‘Wat gebeurt er nu met de tegenstemmers? Als ze mij dwingen, stop ik er meteen mee. Je moet ook solidair zijn met wie tegen stemt.’

De kloof lijkt onoverbrugbaar. Maar wat volgt is een van de hoofdredenen voor deze journalistieke zoektocht naar burgercollectieven en coöperaties. Burgers die tegenover elkaar lijken te staan, elkaar niet goed kennen, en omringd worden door groeiend wantrouwen in de samenleving, blijken op een regenachtige avond in een afgelegen zaaltje op een industrieterrein in Kampen in staat om tot overeenstemming en tot enig begrip voor elkaar te komen.

Of dat nieuws is? In dit soort tijden van bestuurlijke verruwing en verharding wellicht. Over hoe dat in dit geval ging, later meer.

Sinds overheid en markt gaten hebben laten vallen bij de bescherming van mens en klimaat zitten burgercollectieven als Kamper Knip in de lift. Er lijkt zowaar sprake van een coöperatieve renaissance: wooncoöperaties, energiecollectieven, buurtcollectieven, Broodfondsen, arbeids- en zorgcollectieven nemen snel in aantal toe. Tine De Moor, hoogleraar Social Enterprise & Institutions for Collective Action aan de Erasmus Universiteit, die al twintig jaar onderzoek doet naar ‘institutions for collective action’, spreekt van ‘een derde coöperatieve golf’, na de eerste golf in de Middeleeuwen met gilden, begijnenhoven, en meenten. En na de tweede coöperatieve golf in de negentiende eeuw, met vakbonden, zuivelcoöperaties en onderlinge verzekeringen die uitgroeiden tot Achmea en dela.

pratende mensen

Jaarvergadering van Broodfonds Kamper Knip. IJsselmonde, 30 maart © beeld Merlin Daleman

Waarom is die derde coöperatieve golf er nu? Wat stellen die nieuwe coöperaties voor? Kunnen ‘coöperaties’, ‘commons’ en burgercollectieven bijdragen aan het herstel van maatschappelijk vertrouwen, en het creëren van een duurzamere samenleving? Wat zouden we van ze kunnen leren over conflicthantering in polariserende tijden? Voeden ze de gezamenlijkheid? Zijn het wellicht scholen van democratie?

Broodfonds Kamper Knip blijkt een gemêleerd gezelschap te zijn van 49 zzp’ers. Het zijn ondernemers die elkaar op zoek naar risicospreiding en steun bij arbeidsongeschiktheid opzochten en die al hun tijd voor hun bedrijf nodig hebben. Onder hen kappers, cateraars, een nagelverzorgster, een meubelmaker, stratenmakers, winkeliers, mensen met een klussenbedrijf, betonstaalvlechters, timmerlieden, mensen met een beroep in de creatieve of zorgsector, en allerlei andere zzp’ers op zoek naar wat meer zekerheid.

Voorzitter Karolien van der Scheer (53) runt sinds ze ruim twintig jaar geleden door haar baas vanwege zwangerschap werd ontslagen een groothandel in pedicure-attributen. Secretaris Alex de Jong (50) heeft al elf jaar een tekstbureau, nadat ook hij bij zijn werkgever moest vertrekken, vanwege zijn kritiek op de slechte betaling van freelancers. En penningmeester Herriet van Dijk (50) is al twintig jaar gastouder. Zij nam vier jaar geleden het initiatief tot het opzetten van Kamper Knip, toen ze op het fenomeen Broodfondsen was gewezen. ‘Ik had nog nooit in een bestuur gezeten of vergaderd, maar het bleek makkelijk, omdat anderen al hadden bedacht hoe het moest en ons hielpen.’

Mensen in theateropstelling

IJsselmonde, 30 maart Jaarvergadering van Broodfonds de Kempse Knip © beeld Merlin Daleman

In het hele land bestaan inmiddels 626 van deze Broodfondsen. Ze vullen voor 28.350 zelfstandige ondernemers het gat dat viel toen de overheid in 2004 de verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor de ruim één miljoen zelfstandigen afschafte. Het is nog altijd een druppel op een gloeiende plaat in vergelijking met de inmiddels achthonderdduizend zelfstandigen die niet verzekerd zijn voor inkomensverlies als gevolg van ziekte. Een situatie waar het nieuwe kabinet iets aan wil doen. Nog voor de zomer, zo is de belofte, zal er een brief aan de Tweede Kamer komen met plannen om zelfstandigen weer betaalbaar verplicht te verzekeren. Tot die tijd, maar als het aan hen ligt ook in de verre toekomst, zullen de Broodfondsen hun leden zekerheid en solidariteit proberen te bieden.

De basis voor al die Nederlandse Broodfondsen ligt in Utrecht bij ‘de Vereniging Solidair’ die al sinds de jaren zestig werkt aan een alternatief economisch systeem, zo vertellen Biba Schoenmaker (46) en André Jonkers (60) in hun Utrechtse kantoor nabij het centrum. ‘Diverse leden waren actief in de kraakbeweging’, zegt Jonkers. Omdat ze hun kraakpanden moesten onderhouden, begonnen ze zelf met klusbedrijven, en ook met andere ‘do it yourself’-oplossingen, zoals microfinanciering buiten het bankensysteem om. In de jaren tachtig steunden ze elkaar bij het aankopen van panden, of bij investeringen in hun bedrijfjes. Ze droegen bij aan de opvang van mensen zonder papieren en mensen uit de psychiatrie. Geleidelijk ontstond een netwerk van sociale bedrijfjes: zoals coöperatief klusbedrijf Bouwmaat, dat nog altijd bestaat, en boekhandel de Rooie Rat. De groep bestond uit creatievelingen, zelfstandige boekhouders, grafisch vormgevers, tekstschrijvers.

Biba Schoenmaker en André Jonkers

Biba Schoenmaker en André Jonkers © beeld Merlin Daleman

‘Wat hen bond en bindt’, zegt Jonkers, ‘zijn onderliggende waarden als eerlijkheid, gelijkwaardigheid, menselijke maat, niet buitensluiten, zoals verzekeraars juist wél doen.’ Schoenmaker: ‘Die solidaire waarden helpen ons keuzes te maken en doelen na te streven: we werken altijd op basis van vertrouwen en met de bedoeling om te laten zien dat iets ook anders kan.’

Ze vonden naar eigen zeggen een ‘transparante, solidaire, niet anonieme en betaalbare oplossing’ voor de te dure vrijwillige arbeidsongeschiktheidsverzekering, waarvoor mensen met zware beroepen als betonstaalvlechters Van Dijk en De Boer premies moesten betalen tot wel vierhonderd en in sommige gevallen tot achthonderd euro per maand. Zeker als zzp’ers op leeftijd komen, wordt het onbetaalbaar en zien verzekeraars ze nogal eens liever vertrekken.

Ook de uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid voor wie zich wél heeft verzekerd vallen vaak tegen. Gerrit Dokter (49), de eigenaar van de motoren- en scooterhandel IJssel Motoren waar Kamper Knip vergadert, ervoer het aan den lijve, nadat hij meer dan twintig jaar maandelijks vijfhonderd euro premie had betaald. Toen hij door een snowboardongeval zijn enkel in 2017 had verbrijzeld, hield hij van de tweeduizend euro bruto die de verzekeraar uitkeerde netto duizend euro over, waar hij ook nog eens zijn premie van vijfhonderd euro per maand van moest aftrekken. ‘Ik had toen in ruim twintig jaar meer dan een ton premie betaald.’

De Utrechters van de Vereniging Solidair vonden na overleg met fiscalisten, juristen en de Belastingdienst een oplossing. Ze startten in januari 2006 met het allereerste Broodfonds: Broodfonds Solidair. De basisprincipes daarvan liggen ten grondslag aan alle Broodfondsen die volgden: iedereen in zo’n collectief spaart elke maand op een eigen Triodos-rekening een klein bedrag. Schoenmaker: ‘Je kunt je met die bedragen voor verschillende uitkeringshoogten indekken.’ Wie 45 euro inlegt, krijgt bij ziekte duizend euro netto per maand. Bij negentig euro inleg is dat tweeduizend euro netto per maand. En zo loopt het op tot maximaal 2500 euro netto per maand bij een inleg van 112,50 euro.

De uitkering is geen verzekeringsuitkering, maar een schenking, vertellen de initiatiefnemers. Als je ziek bent, krijg je een maand na je eerste ziektedag van alle Broodfonds-leden een mini-schenking op je rekening die samen optellen tot het bedrag waarvoor je bescherming wilde. ‘Juist dat schenken van kleine bedragen door al die vijftig leden creëert onderlinge verbondenheid en vertrouwen’, stelt Schoenmaker. ‘En het feit dat het schenkingen zijn, maakt dat de ontvanger er geen inkomstenbelasting over hoeft te betalen, en dat de uitkering netto is.’

‘We hebben geen keuringsartsen, we gaan ook niet beoordelen of iemand die zich ziekmeldt dat echt is.’

Broodfonds Solidair in Utrecht begon in 2006 met twintig leden, maar al gauw kwamen er mensen van buiten bij, en waren ze met vijftig. Dat werd het maximum, zo besloten ze. Jonkers: ‘Met vijftig kun je elkaar nog net allemaal kennen, wat belangrijk is, omdat het systeem is gebaseerd op vertrouwen.’ Schoenmaker: ‘Wordt de groep groter, dan moet je overschakelen op meer anonieme controlemechanismen, en dat willen we niet.’ Bij het Broodfonds, zo leggen de twee uit, is de controle gebaseerd op sociale controle: ‘Iemand die je kent en die jou geld schenkt als je ziek bent, bedonder je niet, zo is de gedachte.’ Zeker niet als je vijftig keer op je afschrift de naam ziet van de mensen die je helpen tijdens je ziekteperiode. Jonkers: ‘Veel mensen raken ontroerd door het feit dat ze van al die leden maandelijks een bedrag krijgen overgemaakt om ze door een moeilijke ziekteperiode te helpen.’

In 2010, toen hun eigen Broodfonds al vier jaar liep, besloten Schoenmaker, Jonkers en hun partner Haiko Liefmann op verzoek ook andere groepen te gaan helpen om een Broodfonds op te zetten. Schoenmakers: ‘We dachten drie of vier groepen te helpen, maar er bleven zich maar nieuwe gezelschappen melden.’ Zo ontstond ‘BroodfondsMakers’ een serviceorganisatie die collectieven helpt opzetten en ontzorgt. Inmiddels zijn dat dus 626 Broodfondsen die samen 35 miljoen euro in kas hebben. Bij BroodfondsMakers zelf werken nu 22 mensen, allemaal zzp’ers: juristen, boekhouders, mediators en andere begeleiders. Ze organiseren informatieavonden voor adspirantleden, geven cursussen aan bestuurders van de Broodfondsen, helpen de verenigingen opzetten, volgen de wetswijzigingen en helpen de Broodfondsen daarop te anticiperen.

En ze zetten maandelijks digitaal alle stortingen en schenkingen klaar die de 28.000 leden van alle fondsen aan zichzelf en elkaar moeten doen. Penningmeesters van de Broodfondsen hoeven alleen maar hun goedkeuring te geven, waarna elk lid automatisch zijn maandafdracht en zijn eventuele mini-storting naar een ziek lid overmaakt.

Natuurlijk gaat er wel eens iets mis als zoveel mensen samen moeten werken. Maar ook dan kan men terecht bij BroodfondsMakers, zegt Schoenmaker: ‘We mediëren bij conflicten en geven advies als er problemen zijn.’ Dat gebeurt bijvoorbeeld als een Broodfonds door een groot aantal zieken in financiële problemen komt. ‘Zeker als groepen net zijn opgericht en er nog maar weinig in kas is, zijn ze kwetsbaar.’ Als ze dan veel zieken krijgen, kan het geld opraken en kunnen spanningen ontstaan.

In 2016 bedachten de BroodfondsMakers voor dit soort gevallen ook een solidariteitsconstructie tussen de verschillende Broodfondsen: de Broodfondsalliantie. Schoenmaker: ‘Als de buffer van een Broodfonds dreigt op te raken door veel zieken, dan vragen wij andere Broodfondsen bij te springen. Dat gebeurt één of twee keer per jaar. We vragen maximaal tien procent van de maandinleg per Broodfonds. Fondsen die hun bijdrage hebben geleverd, komen weer onder aan de lijst te staan.’

Penningmeester Herriet van Dijk van Kamper Knip vertelde op de algemene ledenvergadering dat hun Broodfonds in 2021 een bedrag van 363 euro heeft overgemaakt aan de Broodfondsalliantie. Voor Broodfonds Marlijn in Breda was dat solidariteitsverzoek richting andere Broodfondsen even slikken, zegt penningmeester Pieter Vlamings (64), producent van bedrijfsfilms en documentaires. ‘We hadden er aanvankelijk geen zin in. We dachten: wij zijn financieel gezond door onze manier van werken en willen niet betalen voor “softies” die het minder precies en anders doen, en misschien minder goed bijhouden wie betaalt.’ Maar de BroodfondsMakers wisten ook Broodfonds Marlijn te overtuigen. Vlamings: ‘Ze hebben ons toen uitgelegd dat het pure pech kan zijn als je toevallig veel zieken krijgt.’

Vlamings vertelt dit op een woensdagavond in het dan al uitgestorven bedrijvenverzamelgebouw op het voormalige Backer & Rueb-machinefabriekterrein van Breda, waar secretaris Karin Bakkeren (58) met haar bedrijfje kantoor houdt. Zij begeleidt hier overdag met haar compagnon kinderen met gedrags- en leerproblemen. Ze kwam in het Broodfonds nadat ze een hersenoperatie had moeten ondergaan die haar lang uit de roulatie hield. ‘Ik had destijds geen arbeidsongeschiktheidsverzekering. Mijn financiële buffer verdween heel snel. Eenmaal genezen koos ik twee jaar geleden voor meer zekerheid, via dit Broodfonds.’

Ze moest daartoe worden uitgenodigd door twee leden van het Broodfonds. Vlamings: ‘We willen dat we elkaar een beetje kennen.’ Bij andere Broodfondsen blijkt een uitnodiging van één lid voldoende. Bij Kamper Knip zijn ze nog rekkelijker en mogen ook onbekenden meedoen, mits ze in de buurt van Kampen wonen en werken.

‘We denken niet vanuit risico’s, maar vanuit solidariteit.’

7Anders dan bij normale verzekeraars hoeven mensen als ze lid worden hun ziektegeschiedenis of gezondheidsstatus niet met het bestuur te delen. Bakkeren: ‘We denken niet vanuit risico’s, maar vanuit solidariteit.’ Vlamings: ‘We hebben geen keuringsartsen, we gaan ook niet beoordelen of iemand die zich ziekmeldt dat ook echt is. We vragen de ziekmelder alleen om in een alinea voor de leden op te schrijven wat hem of haar mankeert en wat hij of zij gaat doen om beter te worden. Dat korte bericht sturen we naar de leden.’

In Kampen vragen ze weer wél om een briefje van de dokter als iemand zich ziekmeldt. Secretaris De Jong: ‘We hoeven geen uitgebreid verslag, maar een teken dat er echt naar gekeken is. Dat vonden onze leden beter. Bij ons kenden de meeste mensen elkaar bij aanvang niet of nauwelijks.’

Gedurende de ziekteperiode heeft een bestuurslid elke maand kort contact met de zieke om te vragen hoe het gaat en voor hoeveel procent de zieke zich ziek wil blijven melden. Sommige Broodfondsen laten bloemen bezorgen. Andere organiseren een buddy voor de zieke. Weer andere houden het bij het overmaken van de schenkingen.

Elk Broodfonds gaat zo op zijn eigen manier om met de vraag: hoe weten we nu dat iemand echt ziek is? En wanneer is iemand weer beter? Het sleutelwoord daarbij is vertrouwen, stelt secretaris Bakkeren van Broodfonds Marlijn. ‘Vertrouwen in plaats van wantrouwen.’ Om dat te voeden organiseren ze elk jaar een gezamenlijk uitje. Penningmeester Vlamings: ‘We hebben tot nu toe nog nooit een uitkering hoeven stopzetten. Diverse keren liepen de schenkingen door tot de maximumtermijn van twee jaar. Wij vinden dat mensen niet te vroeg weer moeten gaan werken. Dan hebben we ze zo weer in de ziekenmand.’ Eén keer, zo erkennen ze, hebben ze getwijfeld toen iemand maar ziek bleef. ‘Daar heeft de voorzitter veel tijd en aandacht aan besteed, maar ook die persoon heeft de volle twee jaar schenkingen gekregen. Na twee jaar mag je vervolgens vijf jaar lang voor die ziekte geen steun meer aanvragen.’

2021 was voor Broodfonds Marlijn een triest jaar. Niet zo zeer vanwege corona, want er is maar één iemand die daar langdurig last van heeft gekregen. Maar wel omdat twee leden overleden. Vlamings: ‘Een van hen was al twee jaar ziek en die moesten we vertellen dat de steun ophield.’ Hij wist dat. Later heeft die zich van het leven beroofd. Maar dat lag niet aan het stoppen van de uitkering, beklemtoont Vlamings: ‘Daar speelde helaas veel meer.’ De andere zieke overleed aan kanker. ‘Heel verdrietig allemaal.’

Man schenkt koffie

IJsselmonde, 30 maart Jaarvergadering van Broodfonds de Kempse Knip © beeld Merlin Daleman

Broodfondsen en hun besturen, zoveel wordt duidelijk, krijgen soms te maken met ingrijpende en emotionele gebeurtenissen, die gepaard kunnen gaan met conflicten en spanningen. ‘Wij hebben ooit een lid moeten royeren, omdat hij tegen de regels in geld van zijn spaarpot voor schenkingen haalde en ook na vele gesprekken niet aan zijn verplichtingen voldeed’, vertelt Pieter Vlamings. Ondanks dergelijke soms oplevende spanningen is nog nooit een Broodfonds geklapt, zegt Biba Schoenmaker van BroodfondsMakers: ‘Niet financieel, en niet sociaal.’ Cruciaal voor dit succes is volgens haar ‘goede communicatie’.

‘We leren besturen om neutraal te zijn, om zich bij de feiten te houden en transparant te zijn.’ Of de mensen die deelnemen aan Broodfondsen daardoor veranderen? Schoenmaker denkt even na, en antwoordt dan bevestigend: ‘We leven in een samenleving waar het wantrouwen is toegenomen. Hier werk je aan onderling vertrouwen. Dat maakt dat je anders naar mensen gaat kijken. Je leert te vertrouwen op de afspraken die in deze groepen van maximaal vijftig mensen worden gemaakt. Je gaat er bij ziekmelding vanuit dat mensen de waarheid spreken.’ André Jonkers: ‘Je ziet dat sommige leden ook actief worden in andere coöperatieve organisaties, zoals energiecollectieven. Er is zelfs een Broodfonds met veel mensen uit de media die samen een vuist maakten om te proberen hogere tarieven bij hun opdrachtgevers te bedingen.’

Om de Broodfondsen te helpen tot goede besluitvorming te komen propageren Schoenmaker en Jonkers principes van deep democracy in de cursussen die ze aan bestuursleden geven. Daarbij vraag je de minderheid wat die nodig heeft om mee te komen met het besluit van de meerderheid. ‘Vaak leiden de antwoorden van de mensen die tegen stemmen tot toevoegingen die het besluit verbeteren. En in ieder geval bereik je dat de minderheid zich gehoord voelt.’

‘De overheid kan ook leren hoe kleinschaligheid en transparantie de solidariteit stimuleren’

Dat is precies wat er lijkt te gebeuren op dat spannende moment die avond in de showroom van IJssel Motoren. De vergadering begint rustig, onwennig bijna, na twee jaar coronapandemie. Mensen staan alleen of in groepjes van twee. Er is koffie en thee en zoete koeken. Als iedereen zit, neemt voorzitter Karolien van der Scheer het woord en heet de nieuwe leden welkom. Ze staat kort stil bij de zieken: iemand had een knieoperatie en is hersteld, een ander is aan de heup geopereerd en is al weer voor vijftig procent terug. Het aantal ziektegevallen valt mee, vertelt ze. Dan weer één per jaar, dan twee. De financiële situatie van het Broodfonds Kamper Knip is hierdoor na vier jaar heel goed: er staat opgeteld 140.000 euro op de individuele Triodos-rekeningen.

Van der Scheer legt ook uit dat deze voorspoedige ontwikkeling ertoe heeft geleid dat de leden die er vanaf het begin bij waren geld teruggestort krijgen, omdat elk lid maximaal 36 maanden premie op zijn persoonlijke rekening mag hebben staan. Alles wat je daarna aan premie betaalt, krijg je aan het begin van het volgende jaar terug, met aftrek van de ziekteschenkingen en de administratiekosten.

Dan komt ze bij het heikele vergaderpunt: de gewenste bestuurswisseling. ‘We zijn alle drie van zins om op korte termijn te stoppen’, zegt Van der Scheer. ‘We doen het nu al een jaar extra, terwijl een Broodfonds-bestuur officieel maar drie jaar mag aanblijven. Na dit jaar stoppen we echt.’

Het blijft stil in de zaal: geen bestuursaanmeldingen. De onderlinge solidariteit laat op zich wachten. Totdat meubelmaker Adriaan Stam het woord vraagt. Hij loopt naar voren en opent een velletje papier met een voorbereide tekst: ‘Onze club Kamper Knip bestaat nu zo’n vier jaar en doet volgens mij wat hij moet doen, namelijk een vangnet bieden voor de leden. Maar een paar dingen binnen ons Broodfonds zijn niet oké. Bijvoorbeeld de kerstpakketten. Je kunt erover twisten of je wel of niet zo’n pakket wil geven aan de leden. Maar dat er de laatste keer maar liefst twaalf pakketten niet zijn opgehaald, en dat zelfs een aantal van ons niet eens de moeite heeft genomen om te reageren op mails hierover, vind ik niet getuigen van goede omgang met elkaar. We zitten toch samen in een club waar je je bekommert om elkaar?’

Ook het feit dat het de penningmeester de grootste moeite kost om de licht verhoogde administratieve bijdrage van iedereen binnen te krijgen, stoort hem. ‘Dat is zonde van haar tijd.’ Door zelf als bestuurslid aan den lijve te ervaren hoe vervelend dit gedrag is, zouden de leden de ander minder snel zo behandelen, stelt hij.

En dan volgt zijn voorstel: ‘Hoe zou het zijn als we afspreken om zitting in het bestuur nemen verplicht te stellen? Dit gebeurt bij toerbeurt, telkens voor een periode van een jaar. We zijn met vijftig mensen, er zijn vier mensen nodig in het bestuur, inclusief contactpersoon, dus dan zit je grofweg één jaar in het bestuur en daarna twaalf jaar niet. Dat is te overzien.’

Zijn hoop, zo zegt hij, is dat na zijn pleidooi een wachtlijst van Broodfonds-leden zal ontstaan die meteen als bestuurslid willen beginnen. Zelf geeft hij het goede voorbeeld en stelt zich kandidaat: ‘In de hoop dat de solidariteit binnen onze club zich nog een stuk verder verdiept en dat alle leden worden meegenomen in een extra ontwikkeling, waar je alleen maar beter van wordt.’ Dwingen is niet zijn bedoeling, beklemtoont hij afsluitend: ‘Mijn doel is dat men zich geroepen voelt om ook iets bij te dragen.’

Na het applaus en de bijna unanieme acceptatie van het voorstel neemt betonstaalvlechter De Boer die tegen stemde het woord en stelt de vraag die de spanning doet stijgen: ‘Wat gebeurt met de tegenstemmers? Als ze mij dwingen, ben ik weg. Je moet ook solidair zijn met wie tegen stemt.’

Pedicure-groothandelaar en voorzitter Karolien van der Scheer reageert met vriendelijke, zachte stem: ‘Mag ik jou dan ook iets vragen: waarom heb je tegen gestemd?’ De Boer: ‘Ik weet niet hoe het met jullie zit, maar ik moet elke ochtend om half vijf op om naar mijn werk te gaan, en ik kom om vijf uur thuis, waar ik drie kinderen heb zitten. Ik heb helemaal geen tijd om in een bestuur te gaan zitten.’ Betonstaalvlechter Van Dijk valt zijn makker bij en voegt toe dat hij geen prater is. ‘Niemand kan ons dwingen’, stelt hij ook.

‘Oké, wat doen we’, vraagt Van der Scheer. De zaal is even stil. Je voelt het begrip voor de tegenstemmers indalen, al wijkt het standpunt af van de meerderheid, en is het geen toonbeeld van solidariteit. Voorzitter Van der Scheer: ‘We gaan niet rollebollen en ruzie maken. We leven in een democratie.’ Secretaris De Jong: ‘We moeten hier niet met ruzie de deur uit gaan. En we hebben 26 mensen die instemmen. Als die allemaal één keer het bestuur in willen, hebben we minstens voor zes jaar bestuursleden.’

De tegenstemmers zijn gehoord. Hun argumenten worden niet voluit gedeeld, maar lijken te zijn geaccepteerd. Er komt geen verplichting, zo lijkt het. Het bestuur zal wel een voorstel voorbereiden. De voorstemmers blijven blij met het enthousiasme en de toewijding waarmee Stam zijn idealen en ambities voor Kamper Knip formuleerde. Zonder dat er sprake is van dwang of dat er een definitief besluit valt, hebben zich aan het eind van de vergadering een handvol leden gemeld voor bestuursfuncties. Een groep mensen die elkaar twee jaar niet heeft gezien, elkaar niet goed kent, maar die communiceert en een gezamenlijk belang deelt, lijkt op het Kamper industrieterrein weer een klein stapje dichter tot elkaar te zijn gekomen.

mannen praten tussen scooters

IJsselmonde, 30 maart Jaarvergadering van Broodfonds de Kempse Knip © beeld Merlin Daleman

Dat is precies zoals het werkt, stelt sociologe Eva Vriens. Zij promoveerde in 2021 op een onderzoek naar Broodfondsen: Mutualism in the 21st Century: The Why, When and How behind Successful Risk-Sharing Institutions. Volgens haar kunnen deze burgercollectieven scholen van democratie zijn. ‘Het vraagt heel veel individuele verantwoordelijkheid van mensen. Er zijn relatief weinig leden en taken, maar die moeten wel gedaan worden. In Broodfondsen leren mensen wat ervoor nodig is om met elkaar in vrijwilligheid tot besluiten te komen en vertrouwen te realiseren.’

Op de vraag of Broodfondsen mensen ook socialer maken, antwoordt ze: ‘Ik vroeg de Broodfonds-leden wat hun belangrijkste reden was om lid te worden. De belangrijkste motivatie was het financiële voordeel. Maar heel veel respondenten noemden ook “samen deel uitmaken van een groep”, en “iets voor een ander kunnen betekenen”.’ Vooral bij groepsleden die steun mochten ervaren bij ziekte neemt het belang dat ze aan de sociale component van Broodfondsen hechten toe. ‘Daarbij werkt heel sterk dat je van 49 groepsleden een geldbedrag krijgt, en dus van 49 leden steun ervaart. Dat versterkt de motivatie om lid te blijven.’

Een opvallend resultaat uit Vriens’ onderzoek is dat Broodfondsen die het door vele ziektegevallen extra moeilijk kregen daar vaak sterker en meer verbonden uit komen. ‘Mits ze goed communiceren, wordt de groep hechter als ze ervaren wat die steun kan betekenen.’ Broodfondsen, zo stelt Vriens, ‘zijn heel erg weerbaar, omdat mensen ervaren dat elkaar steunen echt werkt. Door die ervaring willen mensen meer voor elkaar betekenen. Het vertrouwen groeit daardoor.’

Is het dan het ei van Columbus? ‘Nee. Het is niet iets voor alle zelfstandige ondernemers in Nederland, al groeit het fenomeen. Ik denk dat er veel mensen zijn die het óf niet vertrouwen óf denken dat ze het niet nodig hebben. Anderen vertrouwen op hun levensgezel die in loondienst werkt.’ Of ze wachten tot de overheid het weer heeft geregeld.

Voor de overheid, die kampt met de kloof met de burgers, bieden organisaties als de Broodfondsen ook lessen, aldus de sociologe: ‘Je ziet dat wanneer geld goed besteed wordt het vertrouwen en de betrokkenheid groeien. De overheid kan ook leren hoe kleinschaligheid en transparantie de solidariteit stimuleren en de communicatie helpen te verbeteren.’

Schoenmaker en Jonkers tonen zich trots maar ook nog steeds verrast over het succes. Schoenmaker: ‘We dachten zoals gezegd drie of vier andere Broodfondsen op te zetten. Ik vind het heel mooi dat ik als onderneemster nieuwe maatschappelijke meerwaarde heb kunnen creëren.’ Tot slot geven ze nog een klein detail: ‘Sinds de oprichting ligt het aantal zieken van alle Broodfondsen samen gemiddeld op twee procent. Bij werknemers in loondienst is dat vier procent. En in de coronatijd hadden we zelfs even minder ziekmeldingen. Misschien doordat mensen meer rust namen.’

Dit artikel is de tweede aflevering van de serie De Collectieve Revolutie en verscheen op 13 april in De Groene Amsterdammer. Naar aanleiding van de serie organiseert De Tussenruimte bij EMMA meet-ups. Het volgende stuk van Bas Mesters in de serie De Collectieve Revolutie zal gaan over zorgcollectieven. De volgende meet-up is op 13 mei en gaat over burgerberaden. Mocht u contact willen met Mesters kunt u zich richten tot mesters@emma.nl