Verslag #2 - Burgerinitiatieven: het moet, het gebeurt, maar hoe doe je het dan?
Hoofdafbeelding

Als paddenstoelen schieten ze uit de grond: burgerinitiatieven. Actieve burgers die de handen ineenslaan om allerlei voorzieningen te regelen op wijk- en dorpsniveau. Vaak als reactie op een overheid die terugtrekt, tekortschiet of die te bureaucratisch opereert. Maar wat maakt en wat breekt die nieuwe doe-democratie? Hierover debatteerden we op 26 november in de tweede aflevering van de serie Nieuwe Democratie in De Tussenruimte bij EMMA.
‘Wie heeft jullie eigenlijk gekozen?’ Bij het stellen van deze vraag kijkt journalist Bas Mesters, gespreksleider van de Tussenruimte, links van hem. Daar zitten Jan ten Dam en Johan Joren, beiden van het burgerinitiatief Wijkatelier Lindenholt in Nijmegen, een snelgroeiende ontmoetingsplek voor wijkbewoners in een zeer diverse wijk. ‘Natuurlijk hebben we nooit een verkiezing gehouden’, antwoordt Johan. ‘Maar we weten ook dat we dit initiatief enkel van de grond kunnen krijgen als onze activiteiten gedragen worden door de gemeenschap’. Aan dezelfde tafel zit Jan Smelik, oprichter van zorgcoöperatie Austerlitz Zorgt en algemeen coördinator van Nederland Zorgt voor Elkaar (NLZVE). ‘Waarom moeten we gekozen worden?’, vraagt hij.
Met deze laatste opmerking wordt de discussie gelijk op scherp gezet. Want het is juist de democratische legitimiteit van burgerinitiatieven die Evelien Tonkens, hoogleraar Burgerschap aan de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht, aan de kaak stelt tijdens deze Tussenruimte.
Democratische legitimiteit
De kracht van burgerinitiatieven is dat ze kleinschalig en informeel zijn, met bezielde burgers aan het roer die weten wat er speelt in hun wijk of dorp. En die iets willen betekenen voor hun medemens. Maar, zo waarschuwt Tonkens in haar lezing, de mogelijke keerzijde is dat er vormen van uitsluiting en sociale ongelijkheid kunnen ontstaan. Niet iedere burger beschikt over de juiste competenties of heeft voldoende tijd om een initiatief van de grond te krijgen. Laat staan dat iedereen even bekend is met de bestuurlijke wandelgangen. En als burgerinitiatieven (financiële) steun krijgen van de overheid, ten koste van wat (en wie) gaat dit dan?
Het profiel van de actieve burger is vaak hetzelfde. Ze zijn hoger opgeleid, veelal van middelbare leeftijd en doorgaans blank. ‘Vertegenwoordigen zij wel de belangen van de hele buurt?', vraagt Tonkens zich af. Aukje van Roessel, politiek redacteur van de Groene Amsterdammer, deelt dezelfde zorgen in haar live column aan het begin van de avond: ‘Hoe voorkomen we dat de zelfredzamen van nu met name zichzelf redden?’ Het moet overigens ook niet zo zijn, zo vervolgt Tonkens haar lezing, dat initiatiefnemers, ondanks hun goede bedoelingen, een oplossing opleggen aan de rest van de buurtbewoners, zonder dat er serieus naar die bewoners is geluisterd.
In de praktijk is dit een overkoombaar probleem, zo pareert Jan Smelik. ‘Al onze producten en diensten komen voort uit de wensen van dorpsbewoners’. Op periodieke basis wordt een enquête verstuurd naar alle inwoners van Austerlitz. Hierin wordt gevraagd wat zij nodig hebben aan informele zorg. Tonkens, op haar beurt, erkent dat er in de praktijk veel wordt gedaan om zo dicht mogelijk bij de wensen en behoeften van de 'achterban' te blijven. Wel vraagt dit veel van de initiatiefnemers. Overbruggend contact is nodig, zodat burgers zich niet alleen organiseren met zorggenoten. Ook ‘sociale reflexiviteit’ is een belangrijke succesfactor. Het vermogen om kritisch te reflecteren op hoe je je tegenover iemand anders verhoudt. Zodat je niet telkens vervalt in stereotyperingen als er conflicten ontstaan.
Meerdere smaken van vertegenwoordiging
Vaak voelen we ons vertegenwoordigd als de vertegenwoordiger op ons lijkt. Of zoals Tonkens stelt: ‘Vertegenwoordiging interpreteren we vaak in de descriptieve zin van het woord’. Maar er bestaat ook zoiets als symbolische en substantieve vertegenwoordiging, een conceptueel onderscheid dat zij ontleent aan het werk van de Amerikaans politiek filosofe, Hanna Pitkin.
Bij symbolische vertegenwoordiging ligt de nadruk op een emotionele en gevoelsmatige binding met de vertegenwoordiger. Vertegenwoordiging kan daarnaast substantief zijn als het besluit van de vertegenwoordiger op één lijn ligt met de wensen van de groep die hij of zij vertegenwoordigt. In zo’n geval kan een oude jongerenwerker, die goed heeft geluisterd naar de wensen van jongeren, prima deze groep vertegenwoordigen. Deze vorm van vertegenwoordiging is eerder haalbaar voor burgerinitiatieven.
Kritisch zijn op de representativiteit van burgerinitiatieven is zinvol, maar het is tegelijkertijd de vraag of je wel dezelfde standaarden van democratische legitimiteit moet eisen zoals we die vragen van de representatieve democratie. Maar welke standaarden zijn dan wel toepasbaar op deze initiatieven? Ligt de sleutel niet veel eerder in de mate dat deze initiatieven de leefbaarheid in de buurt verbeteren en de sociale verbindingen tussen inwoners versterken?
Schuren van twee logica’s
Volgens Tonkens is er bij burgerinitiatieven vaak sprake van een botsing tussen twee logica’s: de participatieve logica en de bureaucratische logica. Burgers hebben veelal moeite zich een weg te banen door het bestuurlijke oerwoud. Hun creativiteit en spontaniteit wordt continu geblokkeerd door de traagheid van de bestuurlijke besluitvorming. Dat wekt irritatie op: al die procedures en regelgeving die de uitvoer van het initiatief bemoeilijken. De bureaucratische logica wordt daarbij nogal eens ondergewaardeerd, maar is op vele plaatsen wel degelijk van belang, aldus Tonkens. Wetten en procedures geven houvast en maken de bureaucratie betrouwbaar. Ieder gelijk geval dient ook gelijk behandeld te worden.
Zorgvuldigheid staat ook centraal binnen de bureaucratie. In de zin dat handelingen en beslissingen herleidbaar en controleerbaar zijn, doordat ze alsmaar worden vastgelegd in formulieren en voorzien van de nodige handtekeningen en stempels van de juiste personen en instanties. De bureaucratische logica die daarbij hoort is echter traag.
Voor wie snel dingen wil veranderen en zelf wil bijdragen in de publieke sfeer blijft het moeilijk verteerbaar, die traagheid. ‘Beide logica’s (de bureaucratische en de participatieve) gaan we nooit verzoenen. Ze zijn allebei nodig.’ Daarom pleit Tonkens voor een wederzijds respect tussen de twee logica’s. Of zoals Jan ten Dam van Wijkatelier Lindenholt zegt: ‘We moeten elkaars taal leren’. Ook is het belangrijk dat initiatiefnemers en de gemeente in een vroeg stadium al samenwerken. Vaak wordt de gemeenteraad pas laat in het proces op de hoogte gesteld. Dan kunnen ze het voorstel alleen nog maar volledig omarmen of finaal afschieten. Zo heeft de gemeenteraad, als democratisch orgaan, geen politieke rol meer. Ze wordt gedegradeerd tot hekkensluiter.
Ook dit moeten we voorkomen. Want zo kan het harde, erg gewaardeerde werk van actieve burgers uiteindelijk voor niets zijn.
In de volgende Tussenruimte over nieuwe democratie op 17 december staat de (gelote) burgertop centraal.
De Belgische cultuurhistoricus David van Reybrouck stelde in 2013 in het essay Tegen Verkiezingen voor om burgers voortaan via loting invloed te geven op het beleid. In september van dit jaar startte in het Ost-Belgische parlement in Eupen een uniek project. Als eerste ter wereld werd daar een ‘burgersenaat’ geïnstalleerd, samengesteld na loting van burgers. Van Reybrouck was de grote inspirator.
Yves DeJaeghere is de man die de methodiek mee ontwierp en achter de schermen de begeleiding verzorgt. Hij komt in de Tussenruimte vertellen over deze nieuwe vorm van democratie. Vanuit Nederland doen dit Jacky De Vries, Chef Nieuws NH Media, Harm van Dijk, coördinator van G1000 Nederland en Wieke Paulusma, mede-initiatiefnemer van de Coöperatieve Wijkraad in de Groningse Oosterparkwijk.
U kunt zich hier aanmelden: https://www.emma.nl/agenda/3-de-burgertop-als-oplossing