Als je kijkt, zie je dingen. En als je vraagt, krijg je soms antwoorden waarvan je niet weet wat je daarmee moet. Ik vroeg Emma naar wie ze dan precies op zoek was. Een Aziaat, liefst een Koreaan. 'Ze zijn zo knap, kijk maar.' Een kartonnetje met opschrift moest haar een nieuw vriendje opleveren. Op de Stadhuisbrug in Utrecht. 

‘Ik ben Emma, en ik zoek een Aziaat.’

Nee, het is niet de titel van mijn nieuwe boek. Wel staat het in dikke viltstiftletters op een kartonnen bord geschreven. Emma houdt het zelf vast, met naast haar drie vriendinnen. Ze staan haar bij in de zoektocht naar een Aziaat. Specifieker nog: een Koreaan. Ze zoeken de Koreaan aan de achterkant van het Utrechtse gemeentehuis, aan de rand van de voorbijkomende zaterdagdrukte.

Vier dezelfde zwarte petjes op hun koppies. Links voorin de klep zitten drie ringetjes – als zijnde piercings? Op hun borst een animebutton, uitgevoerd in pastelroze en -geel. De tassen die ze nonchalant om de schouder hebben hangen, zijn volgeschreven met Engelse teksten.

Dat is haar vriendje, hij is een popster in Korea

Een tweede kartonnetje wordt tevoorschijn getoverd als ik vraag naar hun zoekactie. De stoerste – althans, de grootste – antwoordt: ’Emma zoekt een Koreaan, als vriendje. Kijk, zoals deze!’ Een foto van een Koreaanse jongen van een jaar of vijftien met een zwoele lok voor zijn ogen, is zorgvuldig opgeplakt. Ook een ander meisje haalt zo’n zelfde foto uit haar tas. Hetzelfde meisje vervolgt: ‘Dat is haar vriendje, hij is een popster in Korea.’

Het meisje waarover we praten giechelt. Ze woont er, zegt ze. Een derde meisje grijpt de kans iets te zeggen: ‘Ja, hij heeft wel miljoenen volgers op Instagram.’ Op mijn vraag of hij dan wellicht meerdere vriendinnetjes heeft, wordt enigszins verontwaardig gereageerd. Hoe ze elkaar kennen? ‘We hebben elkaar daar ontmoet, ik woon daar dus.’

‘Ze zijn gewoon heel knap, wij vallen alle vier op Koreaanse jongens.’ Nog een keer laten ze mij de foto zien. Ik kan niet anders dan bemoedigend knikken: blijf vooral doorzoeken. Er lijken maar weinig geschikte Koreanen voorbij te lopen. ‘Ze zijn allemaal te oud,’ zegt de grootste.

De meisjes zijn jong, zo klein ook nog

Emma staat nog altijd met het bord, wiebelend op de bovenkant van haar voeten. De specificaties van haar toekomstige vriendje staan er in kleurrijke letters onder geschreven. Jonger dan 20, ouder dan 14. ‘Hoe oud ben jij zelf dan?’ vraag ik.
‘Veertien.’
‘Iemand van achttien jaar of ouder lijkt mij dan wat te oud voor jou, of niet?’
‘Ja, ja, dat weet ik ook wel.’

De meiden kennen elkaar van internet, ze zijn de enige vier in Nederland die zo’n grote liefde voor Koreanen koesteren. Zeggen ze. De grootste komt uit Nijmegen, die heeft voor vandaag een flinke treinreis afgelegd. De meisjes zijn jong, zo klein ook nog. Ze hebben ouderlijke toestemming gehad om met elkaar af te spreken. Hopelijk weten die niets van het beschreven Cheetos-karton.

Vier dezelfde zwarte petjes op hun koppies

Ze zijn mijn vragenvuur zat en wandelen naar de overkant van de brug. Tegen de gevel van de Utrechtse boekwinkel zetten ze hun zoektocht voort. Zou ik als veertienjarige in deze tijd ook het lef gehad hebben voor deze strategie? Beter nog: zou ik ooit mijn voorkeur zo helder kunnen definiëren dat ik aan één kartonnetje genoeg heb om als uithangbord voor mijn nieuwe vriend te dienen? Zou ik óóit durven met dat bord de stad in te gaan?