In onze huidige participatiemaatschappij zien we mensen als onafhankelijk en zelfredzaam. Maar volgens biologisch psycholoog Peter Bos zijn we in werkelijkheid juist afhankelijk van elkaar. En dat is prima: ‘Je kan van een vis ook niet verwachten dat die vliegt.’ Vorig jaar schreef Bos het boek Verbonden. Reden genoeg voor Tim de Jong om hem het hemd van het lijf te vragen. Het werd een bevlogen gesprek over onze hormonen, wat nodig is voor verbinding en vooral hoe we dat als maatschappij beter kunnen faciliteren.

 Foto Peter Bos

Peter Bos (foto: Keke Keukelaar)


Peter Bos was 20 toen hij een jaar lang werd behandeld tegen kanker. Dat jaar was hij afhankelijk van de zorg van anderen. Nu is hij zelf veel aan het zorgen. Hij heeft drie kinderen, waarvan de oudste het syndroom van Down heeft. Het maakt dat verbinding veel meer is dan een studieobject. Hij weet er veel van én het gaat hem aan het hart.
 

Geboortedatum en -plaats
1 mei 1983 in Harderwijk

Opleiding
2007 Doctorandus Biologische Psychologie
2012 Doctor ‘cum laude’ sociale neurowetenschappen

Loopbaan
2014 Universitair docent sociale neurowetenschappen
2019 Universitair hoofddocent pedagogische wetenschappen

Gezin
Woont met zijn vrouw en drie kinderen (11, 9, en 3) in Harderwijk

Hoe belangrijk is het voor mensen om verbonden te zijn met anderen?

‘Ik kijk daar met een biologische bril naar. Het is dan een simpel biologisch gegeven dat mensen verbonden zijn. Als individu zijn we nauwelijks levensvatbaar. Wie in z’n eentje in het wild geboren wordt, heeft een minimale overlevingskans. Vanaf onze geboorte tot het eind zijn we afhankelijk van andere mensen. Dat is juist onze kracht, het hangt samen met ons “succes” als diersoort.’

‘De ene persoon heeft meer behoefte aan verbinding dan de ander, maar er zijn maar heel weinig mensen die vrijwillig ongebonden blijven. Mensen kunnen er ook slecht tegen als een verbinding verbroken wordt. Onze stresshormonen schieten dan omhoog, ons immuunsysteem wordt aangetast en de hormonen waar we blij van worden gaan juist naar beneden.

Wat doet het met onze hormonen als we ons wel verbonden voelen?

‘Verbinding zorgt voor de aanmaak van hormonen waar we ons goed van gaan voelen. Het knuffelhormoon oxytocine. Maar ook opioïden bijvoorbeeld, zoals endorfine, bekend van de runners high. Synthetische versies daarvan zijn de meest verslavende stoffen die er zijn. Het geeft gewoon een lekker gevoel om verbonden te zijn.’

‘Dat verslavende zorgt voor een vliegwieleffect: door verbinding maak je hormonen aan, daardoor voel je nog meer verbinding en dat maakt weer dat je het nog meer opzoekt en nog meer van die hormonen aanmaakt.’

‘Helaas werkt het andersom hetzelfde. Als je goed in je vel zit dan maak je een praatje en doet dat je goed. Ervaar je juist een gebrek aan verbinding, dan kan dezelfde situatie juist angstig en onveilig voelen en zoek je dat ook minder op.’
 

Het is gewoon een lekker gevoel om verbonden te zijn.


Wat is ervoor nodig om ons wel verbonden te voelen?

‘Ik heb vooral onderzoek gedaan naar de verbinding tussen twee mensen. Dan zie je om te beginnen dat sociale veiligheid een heel belangrijk voorwaarde is. Dingen als huiselijk geweld en armoede zorgen voor zoveel stress dat verbinding moeilijk is.’

Dus stress is een belemmering voor verbinding? Kan het niet juist zorgen voor een gevoel dat je in hetzelfde schuitje zit?

‘Op korte termijn kan dat zeker. Als je samen in een stressvolle situatie zit, kan dat verbinden. Maar op de lange termijn werkt het juist desastreus. Ik kan geen voorbeeld bedenken waar dat een positief effect heeft op verbinding, we zijn daar als mensen gewoon niet op gebouwd.’

‘Ik sprak van de week een relatietherapeut en die heeft het nog nooit zo druk gehad. Het feit dat veel stellen nu continu op elkaars lip zitten, geeft veel stress. En die stress zorgt er weer voor dat de andere factoren die voor verbinding zorgen onder druk komen te staan.’

Welke factoren zijn dat?

‘Volgens mij is de kern dat je de ander moet kunnen aanvoelen en in staat bent om je eigen gedrag daarop aan te passen Dat komt het meest duidelijk naar voren in de literatuur.’

Veel van de mensen die ik dit jaar spreek over verbinding geven aan dat ze zich meer verbonden voelen met anderen als ze in verbinding met zichzelf staan. Raak je dat niet kwijt als je bezig bent met het aanvoelen en aanpassen aan de ander?

‘Ja, het is inderdaad belangrijk om niet te ver door te schieten. Als je zodanig meeleeft dat je de stress overneemt, dan is dat inderdaad een belemmering voor verbinding. Ik moet kunnen afstemmen, jouw gevoel herkennen, mee kunnen voelen, maar ook in staat zijn om mijn eigen emoties in bedwang te kunnen houden, zodat jij daadwerkelijk steun ervaart.’

‘Het is als met een noodlanding in het vliegtuig: je moet eerst het mondkapje zelf opzetten en dan die van je kind. Want een kind heeft niks aan een dooie ouder.’

‘Zorgen voor elkaar is iets moois, maar als het te belastend wordt, dan is het minder mooi. Daarom vind ik het heel belangrijk dat we als maatschappij beter faciliteren dat mensen voor elkaar kunnen zorgen.’
 

‘Je kan van een vis ook niet verwachten dat die vliegt.’


Hoe kunnen we dat beter doen?

‘Het woord zorg heeft het al in zich: we maken ons er zorgen over. Over wie het gaat betalen bijvoorbeeld. Terwijl zorgen voor elkaar een fundamenteel menselijke eigenschap is. Een vast onderdeel van ons bestaan, die er altijd is geweest, maar op de een of andere manier hebben we er een product van gemaakt.’



 

‘Hoe we als mensen zijn, strookt niet met hoe er over mensen gedacht wordt. In de participatiemaatschappij zien we mensen als onafhankelijk en zelfredzaam. Terwijl we in werkelijkheid juist afhankelijk zijn van elkaar. Die afhankelijkheid is prima en moeten we juist erkennen. Je kan van een vis ook niet verwachten dat die vliegt.

‘Als we dat doen heb je misschien ook een wat mildere blik naar mensen die in het huidige systeem niet meekunnen. En ben je als samenleving ook meer bereidt om daar wat aan te doen.’

‘We kunnen het mensen bijvoorbeeld makkelijker maken voor mensen om voor hun naasten te zorgen. Niemand wil in Nederland nog z’n ouders in huis, maar er zijn wel veel mensen die bijvoorbeeld een kangoeroewoning
Een kangoeroewoning is een combinatie van twee zelfstandige woningen onder één dak. Zo kunnen mensen zelfstandig, maar toch vlakbij hun ouders of andere naasten wonen.
willen hebben.'

‘Mensen zijn echt de beroerdste niet. De vraag is hoe we een samenleving creëren waarin zorg niet iets is dat betaald moet worden, maar een gedeelde verantwoordelijkheid van iedereen die we moeten integreren in ons dagelijks leven.’