#1 Samen bouwen: 'Als politiek juiste voorwaarden schept bouwen burgers samen’
Hoofdafbeelding
Merlin Daleman
Het woningtekort is nijpend, de woningmarkt is steeds onbetaalbaarder. Toch is er een oplossing: wooncoöperaties. Groepen mensen die gemeenschappelijke en betaalbare woningen willen bouwen en daarbij hun buren willen kennen, elkaar helpen bij de opvang van kinderen, en bij de zorg voor ouderen en kwetsbaren. Bas Mesters, hoofdredacteur van De Tussenruimte, volgde ze op de voet en kwam erachter waar de wooncollectieven tegenaan lopen. Zijn wooncoöperaties daadwerkelijk scholen voor democratie? En wat is er nodig van de overheid om dit te faciliteren?
Bas Mesters is hoofdredacteur van De Tussenruimte, een onafhankelijk debatplatform, mogelijk gemaakt door EMMA. Op 10 maart sprak hij in De Tussenruimte met vijf pioniers en experts over de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van wooncoöperaties. Voor De Groene Amsterdammer schreef hij een artikel wat we hier herpubliceren.
Coöperatieve renaissance
Ze kenden elkaar niet, maar één ding bindt ze. Of het nu gaat om de alleenstaande moeders Angelique Vrolijk en Lieneke Bück uit Nijmegen, de gepensioneerde ICT’er Ton Perry uit Meppel, de milieukundige Koen de Kruif uit Dordrecht, de jonge debatorganisator Max de Ploeg uit Amsterdam, of de Rotterdamse stadsgeograaf Arie Lengkeek: ze willen allemaal voor vierhonderd of zevenhonderd of hoogstens duizend euro duurzaam en meer in gezamenlijkheid wonen. Ze willen die droom zelf realiseren, of deden het al: in wooncoöperaties. Al moeten ze allerlei belemmeringen overwinnen om hun idealen te realiseren.
Niet alleen in de woonsector is sprake van een coöperatieve renaissance: energiecollectieven, buurtcollectieven, broodfondsen, arbeidscollectieven en zorgcollectieven springen sinds 2005 uit de grond, zo constateert Tine De Moor, hoogleraar Social Enterprise & Institutions for Collective Action aan de Erasmus Universiteit, die al twintig jaar onderzoek doet naar ‘institutions for collective action’. Volgens haar is er sprake van een derde coöperatieve golf, na de eerste golf in de Middeleeuwen met gilden, begijnenhoven, waterschappen en meenten (groepen georganiseerd rondom gezamenlijke weidegronden). En na de tweede coöperatieve golf in de negentiende eeuw, met vakbonden en boerencoöperaties die onder meer aan de basis stonden van grote coöperatieven als de Rabobank en verzekeraars Achmea, Zilveren Kruis, Dela en zuivelgigant FrieslandCampina.
Waarom is die derde coöperatieve golf er nu? Wat stellen die nieuwe coöperaties voor? En hoe worden ze ontvangen door het systeem, door de politiek, door de ambtenarij, door de markt, door de financiële sector?
Burgercollectieven
Bij de lancering begin februari van het platform Collectieve Kracht door de onderzoeksgroep van De Moor, dat burgercollectieven wil onderzoeken en faciliteren, stelde minister van Staat Herman Tjeenk Willink: ‘Een krachtige en vertrouwenwekkende democratie kan niet zonder actieve burgers.’ Oud-Rabobank-topman Herman Wijffels zei toen: ‘We moeten af van de strikte verdeling van de samenleving in markt en overheid, waar niks tussenin zit. Er zijn in onze hoogontwikkelde samenleving heel veel competente mensen die zelf initiatieven nemen om problemen op te lossen.’
Hoe kunnen ‘coöperaties’, ‘commons’ en burgercollectieven daaraan bijdragen en een rol spelen bij het herstel van maatschappelijk vertrouwen, en het creëren van een duurzamere samenleving? Wat zouden we van ze kunnen leren over conflicthantering in polariserende tijden? Maken ze mensen minder eenzaam, minder gestrest?
Mijn interesse voor deze nieuwe, stille, derde coöperatieve golf groeide tijdens een reportagereis die ik tussen 2017 en 2019 voor De Groene maakte. Onder de titel De broederschapsrevolutie, of: Wie is wij? onderzocht ik wat Europa nog kan binden in tijden van polarisatie. Ik bezocht Parijs, Londen, Berlijn, Rome, Warschau en Brussel in verkiezingstijd, terwijl populistische partijen overal de groeiende onvrede kapitaliseerden en de macht probeerden te grijpen – iets wat nu nog actueel is.
Tijdens die reis stuitte ik overal op burgers die, in plaats van te dreigen, probeerden te verbinden: banlieue-bewoners, bankiers en communicatie-experts in Parijs. Kunstenaars, sociaal werkers en daklozen in Rome. Feministen, intellectuelen en vrijwilligers in Warschau. Ze gingen over tot constructieve actie van onderop. Kleinschalig en kwetsbaar. Vaak in de marge in buitenwijken. Maar vol creativiteit en moed. Op zoek naar nieuwe gezamenlijkheid en solidariteit. Het verraste me, geconditioneerd als ik was door de krantenkoppen over polarisatie. Ik besloot na mijn Europese reis de constructieve, collectieve revolutie ook in Nederland te gaan onderzoeken.
En toen kwam corona, de pandemie die aanvankelijk liet zien dat mensen geneigd zijn tot solidariteit: applaus voor de helden in de zorg, boodschappen doen voor ouderen, samen zingen op het balkon. Veel mensen waren aangenaam verrast, maar we hielden het niet vol. De ontevreden en boze mens, die zich beklaagde over zijn verlies van vrijheid, kreeg al snel weer alle aandacht. De samenleving leek te verharden, het vertrouwen in de overheid daalde dramatisch, bleek uit cijfers van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Maar wat gebeurde er ondergronds? Hoe ontwikkelde het onderling vertrouwen zich in die twee jaar, hoe verging het de burgercollectieven?
Dit wordt een verhaal in zeven bedrijven, waarin burgerschapscollectieven in verschillende sectoren centraal staan: wonen, verzekeren, voedselvoorziening, zorg, arbeid, landbouw en buurtzorg. Wat bieden dit soort collectieven mensen die eraan deelnemen? Wie mag meedoen? Wie niet? Worden mensen als ze samenwerken in collectieven ook socialer in andere groepen? Zijn al die opkomende burgercollectieven als het ware scholen voor democratie? Of is het een beklemmende bedoening van hippies, waar je vooral ver van weg moet blijven?
Ecodorp Zuiderveld
De zoektocht begint op een maandagochtend in februari in de gloednieuwe, maar nog wat modderige omgeving van de Alfred Hitchcockstraat in de Nijmeegse nieuwbouwwijk Zuiderveld aan de noordkant van de Waal. Ik ontmoet er de eerder genoemde alleenstaande moeder Angelique Vrolijk (32), de gepensioneerde ICT’er Ton Perry (67), bakkerswinkelbediende en alleenstaande moeder Lieneke Bück (35), tbs-hulpverleenster Marian Aarts (56), en werkloze Marcel Bregman (59). Ruim een jaar geleden kenden ze elkaar nog niet en nu ontvangen ze me met koek en koffie aan de eettafel van hun gezamenlijke ruimte in Ecodorp Zuiderveld. Op de tweede verdieping is een klasje van zeven bewoners verzonken in een yogales. Buiten is het koud en nat.
In totaal, vertellen ze, wonen hier 65 volwassenen en 25 kinderen in negentien eengezinswoningen en 27 appartementen. De oudste bewoner is 83, de jongste nog een baby. Aanvankelijk wilde de gemeente hier 35 huizen bouwen, maar deze groep wist er elf eenheden extra te realiseren door kleiner te wonen en meer te delen: gezamenlijke wasmachinegelegenheid, gedeelde logeerkamer, één grote schuur. Twee huizen werden omgebouwd tot gezamenlijke ontmoetingsplek. In de tuinen geen schuttingen, zoals elders in de nieuwbouwwijk, maar een licht glooiende vlakte met waterstroompjes, een moes-, kruiden- en bloementuin die in winterslaap zijn.
Om zo ver te komen moesten we zeshonderd dagen lullen, driehonderd dagen plannen en 150 dagen bouwen
Vertrouwensprobleem
Het viel niet mee om dit van de grond te krijgen, vertelde Koen de Kruif me in de week voorafgaand aan het bezoek. Hij is een van de initiatiefnemers van Ecodorp Zuiderveld en voorzitter van de Vereniging Ecodorpen Gelderland. De groep liet zich inspireren door de Franse ecodorpen die sinds de jaren zeventig en tachtig ontstonden: coöperaties van mensen die gemeenschappelijk betaalbaar willen wonen, ecologisch verantwoord meewerken aan het herstel van de aarde, hun buren willen kennen, elkaar helpen bij de opvang van kinderen, en bij de zorg voor ouderen en kwetsbaren. In 2015 wilde De Kruif met een groepje zo’n dorp in Gelderland beginnen. Zijn mede-initiatiefnemers waren relatief hoog opgeleide idealisten van boven de vijftig: een milieukundige, een arts, iemand uit de tbs-zorg, verpleegkundigen, mensen die met mindfulness werken. Ze wilden op meer plekken in Gelderland betaalbare ecodorpen oprichten.
Het dorpje Heteren bij Elst was de eerste optie. Het leek te lukken, maar liep vast. ‘In de voorfase scoorde het initiatief van ons dertig op 36 punten en dat van een geïnteresseerde projectontwikkelaar dertien op 26’, vertelt De Kruif. Maar de gemeente verkoos de ervaren projectontwikkelaar. Er was onvoldoende vertrouwen dat vrijwilligers een groot wooncomplex zouden kunnen bouwen.
Een vertrouwensprobleem dat in meer gemeenten in Nederland speelt, zo erkent Mathilde van de Ven, senior beleidsadviseur lokale democratie van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten in een aflevering van Christen Democratische Verkenningen, het blad van het wetenschappelijk bureau van het CDA, gewijd aan coöperaties. ‘Het is voor gemeenten echt zoeken hoe ze kunnen werken op een manier die afwijkt van de standaarden en protocollen die ze gewend zijn. Want hoe doe je dat, iets loslaten als je door de wet min of meer gedwongen bent om te werken met ingewikkelde aanbestedingen? Als je jarenlang geïnvesteerd hebt in het formuleren van strikte kwaliteitseisen die zijn toegesneden op professionele organisaties, terwijl je nu te maken hebt met een klein clubje enthousiaste vrijwilligers? Ben je als gemeente aansprakelijk voor incidenten die plaatsvinden in de publieke ruimte? En hoe staat de gemeenteraad hier eigenlijk in?’ aldus Van de Ven.
Hard werken
Wat de groep in Heteren niet lukte, lukte ze wel in Nijmegen. Daar organiseerde de lokale wooncorporatie Talis in mei 2017 een ‘matching day’ voor wooninitiatieven. Dat klikte. Al moest de groep concessies doen. Het wooncomplex zou na de bouw in eigendom blijven van Talis die het ook zou financieren. Ecodorp Zuiderveld zou een beheercoöperatie worden. ‘We hebben na intern overleg ingestemd’, zegt De Kruif. ‘We gingen ook akkoord met betonbouw op voorwaarde dat de bouw verder zo circulair mogelijk zou zijn.’ Met van oude spijkerbroeken gemaakt isolatiemateriaal en afgekeurde bakstenen die anders onder de snelweg zouden eindigen. Met driedubbele ramen en kozijnen van gekookt hout dat geen onderhoud vergt. Met deuren zonder brievenbussen tegen de tocht. En met als sociaal middelpunt een plein, gevormd door drie rijtjes woningen in een U-vorm. Het werd een van de snelst gerealiseerde wooncoöperatie tot nu toe. ‘Om zo ver te komen moesten we zeshonderd dagen lullen, driehonderd dagen plannen en 150 dagen bouwen.’ En zo kwam er een duurzame woongemeenschap rondom een mooie tuin met huren van 430 tot 740 euro. In februari 2021 trokken de eerste mensen erin.
Wie idealen heeft, moet werken, en hard ook, zo werd de bewoners al snel na hun intrek duidelijk. Niet alleen de gemeenschappelijke tuin, ook de terrassen, de keukens, de gezamenlijke ruimte en de leemstuc op de binnenmuren hebben ze zelf aangebracht om de kosten en huur binnen de perken te houden. Een enorme klus die hen juni vorig jaar, toen ze net een paar maanden waren ingetrokken, bijna tot een collectieve burn-out bracht, zo vertellen ze gegroepeerd rondom de eettafel.
Samen leven moeten we weer leren. Zelfs hier waar mensen er bewust voor kiezen
De grenzen van veerkracht
Ze verhullen niet dat ze echt een aantal moeilijke maanden achter de rug hebben. Marian Aarts: ‘De ambities waren en zijn echt hoog. We willen bewuster en zorgzamer samenleven. Veel alleenstaande moeders schreven zich in, hopend bij elkaar steun te vinden. Ruim tien procent van de woningen is beschikbaar voor mensen met een lichamelijke of geestelijke zorgvraag. We wilden een voorbeeldrol hebben: samenwerken met de nieuwbouwwijk om ons heen.’ Lieneke Bück vult aan: ‘Maar er kwamen ook te veel fysieke taken tegelijk op ons af: verhuizen, verbouwen, inrichten, elkaar leren kennen. Veel kwam op de schouders van een kleine groep die fysieke kracht heeft en technische kennis. Ton Perry: ‘We zaten elk weekend aan de schuur te bouwen. Het paste niet meer in het dagelijks leven met gezin en werk. We waren te optimistisch geweest.’ Angelique Vrolijk: ‘Er was heel veel overleg nodig: tijdens de algemene ledenvergadering, in de werkkringen samenleven, beheer, kantoor, die ook weer zijn opgedeeld in kleinere werkgroepen: tuin, zorg, communicatie, activiteiten, schuur…’ Perry: ‘Elk weekend stond er iets op de agenda. En dan was er ook nog corona, waardoor vrijwel alles via Zoom moest en we elkaar niet echt goed leerden kennen.’ Aarts, concluderend: ‘We stuitten op de grenzen van onze veerkracht. De zorgkracht stortte in.’
Er gingen mensen weg. Zo’n tien procent. Sommigen omdat ze een baan elders kregen, anderen omdat het niet paste. Een keer escaleerde het met een persoon zodanig dat de politie erbij moest komen. Door dit soort startproblemen mislukt acht op de tien ecodorpen in de aanloopfase of in de eerste jaren, aldus De Kruif.
Hoe tot besluiten te komen, bleef ook na de zomer een uitdaging. ‘Sommigen zijn hooggeschoold en spreken geen gewone mensentaal, anderen hebben huishoudschool’, zegt Perry. ‘Het is soms heftig en dynamisch. De meesten zijn gericht op verbinding en ontspannen. Anderen willen een sturend beleid, met regels. Soms is hoe het hier aan toegaat net politiek Den Haag. Ik heb weleens getwijfeld of ik er 24/7 in wil zitten. Maar ik wil dit proberen en heb er geen spijt van. Het is wennen aan elkaar.’ Vrolijk: ‘Soms lijkt het onmogelijk om met al die verschillende mensen een weg te vinden. Hoe hier uit te komen, denk je dan. We zijn allemaal individualisten geworden de laatste decennia. Samen leven moeten we weer leren. Zelfs hier waar mensen er bewust voor kiezen.’
Aanvankelijk was het plan om alle nieuwe bewoners voor intrek een zesdelige cursus sociocratie te geven via een zogenaamde CLIPS-training die is ontworpen door de Ecodorpen Europa, vertelt antropologe Kelly Tijhuis, die de eerste maanden in Zuiderveld woonde en er haar scriptie over schreef. ‘De sociocratische besluitvorming vindt plaats op basis van consent. Elke keer wordt een andere gespreksleider aangewezen. Die houdt in de gaten dat het er niet te hard aan toegaat en voegt desnoods een pauze in. Als je geen consent geeft, wordt daarover gediscussieerd. Wat heb je nodig om erover te praten, wat om een besluit te aanvaarden?’ Maar door corona waren de cursussen in sociocratie stil komen te liggen, nadat ze al deels online hadden moeten plaatsvinden. En dat terwijl de problemen zich opstapelden.
Het gaat niet om financieel, maar om maatschappelijk rendement: je maakt een meer solidaire gemeenschap mogelijk
Wooncoöperatie de Nieuwe Meent
Ook in Amsterdam worstelen startende wooncoöperaties met de ongelooflijke hoeveelheid werk die op hen af komt: een groep vormen, een architect vinden, plannen maken, vergunningen regelen, de grond verwerven. Bij de Nieuwe Meent, een zelfbouw- of vastgoedwooncoöperatie die al grond kreeg toegewezen en deze zomer veertig sociale huureenheden hoopt te gaan bouwen, hebben ze vanwege alle drukte besloten even helemaal geen contact meer met de pers te hebben. Alleen Max de Ploeg, die de mailbox van de Nieuwe Meent in de gaten houdt, wil kort per Zoom uitleg geven. Hij vertelt dat de veertig mensen waaruit de groep nu bestaat verschillende motieven hebben om samen te willen wonen. De belangrijkste daarvan is de problematische woonmarkt in de stad. ‘Onze leden doen mee, omdat ze goedkoop willen huren, of het systeem willen veranderen, of meer gezamenlijkheid willen.’
Op de website van de Nieuwe Meent heet dat: ‘Huizen zijn er om in te wonen, niet om winst mee te maken.’ De groep behoort tot een voorhoede van dertien wooninitiatieven in Amsterdam die grond krijgen toegewezen. Grond die in het Actieplan Wooncoöperaties in 2020 expliciet is gelabeld voor coöperatieve wooninitiatieven. Uiteindelijk koerst de stad voor 2045 op tien procent van de woningvoorraad in handen van wooncoöperaties. De eerste vijf jaar hoopt de gemeente 3500 eenheden te realiseren, die worden gebouwd en beheerd door vastgoed-wooncoöperaties.
Hier heb ik het gevoel dat ik niet alleen sta in de wereld
Financiën
Door dergelijke wooncoöperaties de ruimte te geven, hoopt Amsterdam gemeenschappen weer de regie te geven in buurten, vertelt Clemens Mol van Stichting Woon, die al jaren ijvert voor dergelijke zelfbouw-wooncoöperaties. ‘De stad mikt op groepen die woningen willen bouwen, en die ze nooit zullen verkopen, wat commerciële beleggers en corporaties wél vaak doen. Deze wooncoöperaties, zo is de verwachting, zullen hun woningen eeuwigdurend betaalbaar houden, omdat de bewoners zelf de wooneenheden besturen, beheren en in het Amsterdamse geval vaak ook bezitten.’ Om dit te realiseren kan de gemeente niet de hoofdprijs voor de grond vragen. Niet de marktprijs, maar de kostprijs is het uitgangspunt.
Maar dat vraagt dus heel veel van de groepen die samen iets willen bouwen: visie en statuten maken voor een vereniging. Aanmelden voor een stuk grond. Hopen dat je wordt ingeloot. Opnieuw een plan maken toegespitst op het te vergeven stuk grond. De gemeentelijke beoordelingscommissie kiest de groep die de meeste meerwaarde voor de gemeenschap weet te realiseren: duurzaamheid en diversiteit scoren hoog. Zorgen dat mensen langer thuis kunnen blijven wonen. En een transparante en democratische besliscultuur. De Nieuwe Meent won zo een aanbesteding voor het Archimedesplantsoen-perceel in Watergraafsmeer.
Maar de bottleneck en grootste stressfactor voor al die aanstaande coöperatieve initiatieven in Amsterdam en ook elders is de financiering. Terwijl beheercoöperatie Ecodorp Zuiderveld financieel ondersteund werd en grotendeels liet bouwen door wooncorporatie Talis moeten echte zelfbouw-vastgoedcoöperaties in de hoofdstad zelf hun broek ophouden bij het plannen en bouwen. En dat betekent crowdsourcing, hopen dat genoeg mensen willen bijdragen, want hypotheekverstrekkers financieren nooit de hele bouw. Bovendien zijn er in Nederland – in tegenstelling tot in Duitsland, Zwitserland of Oostenrijk – nauwelijks hypotheekverstrekkers die leningen willen verstrekken aan groepen in plaats van aan individuen.
Nu bouwmaterialen bijna wekelijks in prijs stijgen, draaien bestuur en leden van de Nieuwe Meent overuren om de financiering snel rond te krijgen, vertelt Max de Ploeg. ‘Op de drukste momenten hebben we soms wel tien werkgroepen naast elkaar werken: financiën, juridisch, bouwtechnisch, communicatie, activiteiten, crowdfunding, bewustwording/inclusiviteit, bestuur. De veerkracht van de groep wordt dan volop getest. Maar dankzij een kerngroep die er heel hard aan trekt zijn we er nog. Die laten niet los. Linksom of rechtsom moet het er komen. Iedereen heeft daarvoor zijn eigen idealen en redenen.’
Democratie in actie
De groep, vertelt De Ploeg, is van start gegaan met vijf tot acht mensen. Vanaf het moment dat de plannen serieus werden genomen door de gemeente groeide dat van twintig tot dertig leden. En nu ze komende zomer echt hopen te gaan bouwen zijn ze al met veertig. Net als bij Ecodorp Zuiderveld proberen ze met consent tot besluitvorming te komen. Als een bewoner het fundamenteel niet eens is met iets wordt het gesprek heropend om comfort te bieden. ‘Door die gesprekken groeit de gezamenlijkheid, al viel dat noodgedwongen digitaal zoomen door covid niet altijd mee. Sommige leden zijn echt overdonderd door alle Zoom-links die ze binnenkregen voor overleg.’
Ook bij de Nieuwe Meent haakten leden af. Door alle vertragingen, of omdat het te veel tijd kostte. ‘Anderen vonden elders een huis’, zegt Max de Ploeg. ‘Sommigen blijven, praten mee, maar twijfelen nog of ze wel echt in een wooncoöperatie willen gaan wonen. Steeds opnieuw moeten we ons in het proces afvragen wat voor groep we willen zijn. Willen we een voorbeeld in de stad zijn van idealisme, duurzaamheid en inclusiviteit? Of gewoon een woongemeenschap? Telkens als er nieuwe leden bij komen, moet je die gesprekken ook deels weer voeren. Het is democratie in actie.’
Rol gemeenten
Alles zou makkelijker verlopen als de gemeente garant zou willen staan, stelt De Ploeg. ‘Nu moesten we vijfhonderdduizend euro crowdfunden, zelf geld inleggen, en steeds opnieuw onderhandelen met de bank die extra voorwaarden stelt, wat heel veel tijd en moeite heeft gekost, en we zijn er nog niet.’ Mol van Stichting Woon wijst erop dat er in Amsterdam een leenfonds met twintig miljoen als aanvullende financiering beschikbaar is voor het deel dat banken niet financieren. Veel wooncoöperaties maken daar gebruik van en hij hoopt dat dit fonds landelijk ook een feit wordt.
Amsterdam loopt volgens Mol voorop bij het experimenteren met wooncollectieven: er is politieke wil, er is grond die in erfpacht kan worden uitgegeven. Er is begeleiding. Een heel andere situatie dan in Rotterdam, vertelt onderzoeker en programmamaker Arie Lengkeek. In 2017 startten hijzelf, stadsontwikkelaar Peter Kuenzli en een kleine groep experts de vastgoedcoöperatie het Rotterdams Woongenootschap om naar eigen zeggen ‘het systeem te testen’, een vorm van actie-onderzoek om een nieuwe wooncoöperatie naar Zwitsers model te realiseren. Ze hadden al snel veertig leden, prachtige plannen, en er waren drie potentiële locaties die de gemeente had gereserveerd.
Maar de gemeente stond erop grond voor de commerciële marktprijs te taxeren, waarin ook toekomstige waardestijging van de te bouwen woningen werd verdisconteerd. ‘En dat terwijl de wooncoöperaties nu juist niet willen speculeren met de gebouwen, maar die eeuwigdurend in eigen bezit houden met als enige doel maatschappelijke waarde en betaalbare woonruimte te realiseren.’ De gereserveerde grond werd in een tender voor projectontwikkelaars op de markt gezet. Na vier jaar zagen Lengkeek en Kuenzli zich gedwongen de coöperatie op te heffen. ‘Het was niet mogelijk in Rotterdam gunstige condities voor een coöperatief initiatief te organiseren.’
De juiste voorwaarden vanuit Den Haag
Vanuit de inspiratie uit het buitenland en de ervaring in Nederland besloten ze een boek te schrijven over wat er nodig is om in de toekomst op grote schaal wooncoöperaties te realiseren. Wooncoöperaties, zo constateren ze in Operatie Wooncoöperatie: Uit de wooncrisis door gemeenschappelijk bezit, blijken sinds de invoering van de Woningwet in 1905 te zijn tegengewerkt door de overheid. En dat terwijl de coöperaties van de tweede coöperatieve golf, die van de negentiende eeuw, aan de wieg stonden van de volkshuisvesting. In 1905 bepaalde de wet dat het aan de overheid en feitelijk aan de door de verschillende zuilen gecontroleerde wooncorporaties was – en later vooral aan de markt – om goede huisvesting te realiseren. In zelfbouw en zelfbeheer door groepen burgers bestond geen vertrouwen, in tegenstelling tot in landen als Zwitserland, Duitsland en Oostenrijk, waar in de afgelopen decennia tot vijftien procent van de huisvesting in handen van wooncoöperaties kwam.
Inmiddels kantelt de visie van politiek Den Haag langzaam, zo bleek tijdens de presentatie van het boek van Lengkeek en Kuenzli op 20 januari. De kersverse CDA-minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Hugo de Jonge nam Operatie Wooncoöperatie digitaal in ontvangst. Lengkeek herinnerde de minister daarbij aan zijn uitspraak op het hoogtepunt van de corona-uitbraak: ‘Ik kan niet toveren maar wel heel hard werken.’ ‘U hoeft niet te toveren’, zei Lengkeek. ‘Als u de juiste voorwaarden schept zullen burgers zelf gaan bouwen.’
Nodig zijn een goede juridische omschrijving van wooncoöperaties, een landelijk financieringsfonds ter ondersteuning, uitgifte van rijksvastgoed en grond tegen gereduceerd tarief, en wooncorporaties die een deel van hun voorraad verkopen aan wooncoöperaties. ‘Dan zullen burgers tienduizenden coöperatieve woningen per jaar kunnen realiseren. Ze zullen voorzien in betaalbare, passende en innovatieve woonvormen, waarin wonen, zorgen, werken en ontspannen samengaan.’
Minister De Jonge reageerde verrassend enthousiast op het boek en de ideeën over wooncoöperaties. ‘Wat is mooier dan een groep mensen die zelf het heft in eigen handen neemt. Ik vind het fantastisch. Vanwege de gemeenschapszin die er achter zit. Ik geloof dat het op z’n minst een onderdeel is van de oplossing van de wooncrisis waar we op dit moment tegenaan kijken.’ Al toonde hij zich sceptisch over de claim van Lengkeek dat op deze manier tienduizenden woningen per jaar kunnen worden gerealiseerd.
Is er daarmee sprake van een politieke kentering als het gaat om wooncoöperaties? Het CDA flirt nadrukkelijk met de coöperatieve gedachte die past bij zijn gedachtegoed over subsidiariteit en rentmeesterschap. In de aflevering van Christen Democratische Verkenningen die helemaal is gewijd aan coöperaties schrijft fractievoorzitter Pieter Heerma: ‘Het is tijd voor een coöperatieve samenleving, waar mensen met elkaar aan de slag gaan met de grote vragen in onze samenleving.’ Het CDA hoopt volgens de inleiding met coöperaties nieuwe ideologische munitie tegenover de VVD te hebben gevonden, de partij die de markt heilig verklaarde. Richting links zouden coöperaties een alternatief denkkader bieden waarbij niet alle heil van de overheid wordt verwacht als het gaat om sociale verbeteringen, duurzaamheid en solidariteit.
Maar ook de denktanks van de PVDA en van GroenLinks oriënteren zich op de commons en de coöperatieve samenleving. In Amsterdam was het een coalitie van GroenLinks, D66, PVDA en SP die Actieplan Wooncoöperaties lanceerde. De derde coöperatieve golf, waar Tine De Moor van spreekt, bleef lang onzichtbaar voor de politiek, maar lijkt in beeld te komen, nu neoliberalisme, doorgeschoten marktdenken en individualisme in toenemende mate hebben afgedaan.
Als Den Haag de juiste voorwaarden schept zullen burgers zelf gaan bouwen
Geluksmomenten
In Ecodorp Zuiderveld laat het lentezonnetje zich geleidelijk zien. Na de gespannen zomer hebben ze de draad weer opgepakt. Door opnieuw te investeren in gesprekken, door de samenlevingscursussen weer op te starten. Ton Perry: ‘Heel leerzaam: lessen over de rol van het ik en het wij in een gemeenschap. Over gezamenlijke intenties. En over hoe je goed kunt communiceren.’ Lieneke Bück: ‘We hebben besloten wat meer te vieren wat we al hebben bereikt.’ Marian Aarts: ‘We mogen trots zijn.’ ‘Dit voelt als van ons samen’, zegt Marcel Bregman vanaf de bank.
Dat gezamenlijk gevoel is iets wat veel van deze mensen misten in hun vorige leven. ‘Ik woonde alleen in een groot huis en had geen contact met de buurt’, vertelt Marcel Bregman. ‘Hier heb ik het gevoel dat ik niet alleen sta in de wereld.’ Lieneke Bück: ‘Ik had behoefte aan gelijkgestemden om me heen.’ Angelique Vrolijk: ‘Ik vind de maatschappij te veel gericht op prestaties en word daar somber en eenzaam van. Hier heb ik weer diepgaande contacten. Iedereen heeft hier een ontwikkeling doorgemaakt.’
Maar als het zonnetje schijnt en de tuindeuren opengaan, en er een muziekje van een terras klinkt en mensen bij elkaar kruipen, dan komen de geluksmomenten. ‘Het is mooi als alleenstaande moeder om te zien hoe je samen voor de kinderen zorgt en ziet hoe ze hier samen kunnen ravotten in de tuin’, zegt Vrolijk. Soms eten de bewoners samen. Soms wandelen ze samen. Een appje en het kan geregeld zijn. Spontaan. Niet op afspraak, zoals dat zo vaak gebeurt in Nederland. ‘We hebben hier meer kwaliteit van leven’, zegt Aarts. ‘En dat is een rijkdom, al zitten we nog midden in het proces van elkaar leren kennen. We moeten nog beter leren samenleven, en dat doet ook pijn. Hoe meer we leren, hoe sterker we staan, en hoe meer we ook een huiskamer kunnen bieden aan wie vanuit de buurt daar behoefte aan heeft.’
Ze erkennen het allemaal volmondig aan tafel in Ecodorp Zuiderveld. ‘Dit collectief is een school voor democratie en samenleven.’
Ook Koen de Kruif zegt het: ‘Vroeger sprong ik overal bovenop om mijn mening zo goed mogelijk te berde te brengen. Dat deed ik niet uit boosheid maar uit grote zorg over de aarde. Ik leerde door de cursus sociocratie beter te luisteren naar wat de behoeften van anderen zijn. Vroeger wilde ik altijd laten weten wat ik wist. Nu ga ik meer mee in de keuzes en argumenten van de ander.’