20 juli 2019 is het precies 50 jaar geleden dat de eerste mens op de maan landde. In ons collectieve geheugen zijn de beelden gebrand van Neil Armstrong die een Amerikaanse vlag in de maanbodem prikt, en de fameuze woorden uitspreekt, van hoe zijn ene kleine stap, een grote stap betekent voor de mensheid. Kunnen wij iets leren van de maanlanding, voor onze problemen nu?

In een stoffig archief van de NASA lagen vele filmrollen te wachten op hun ontdekking. Niet alleen van die paar seconden op de maan, maar ook van de duizenden toeristen die de lancering van dichtbij kwamen bekijken, van de controlecentra van de NASA tijdens de overtocht, en van binnen de capsule werden uren aan opnames gemaakt. Dit jaar zijn ze gemonteerd tot een schitterende documentaire: Apollo 11. Opgepoetst in HD met epische muziek eronder maakt dat indruk. Als je ter ere van dit jubileum iets gaat zien, laat het deze film zijn.

De belofte van Kennedy

Wat mij persoonlijk raakte is het gevoel van grootsheid. Dat we (als mens) tot zoiets in staat waren. En dat in de jaren ’60, een grotendeels analoge tijd! Ook zorgde de landing in tijden van ongekende verdeeldheid – de Koude Oorlog was zelfs een belangrijke aanjager van de ruimtevaart – toch voor immense verbondenheid.  Een half miljard mensen over de hele wereld zag live de sprongen van Neil en Buzz.

De maanmissie was een belofte geweest. President John F. Kennedy had in 1961 aangekondigd, dat hij nog hetzelfde decennium een man op de maan wilde zetten – en veilig terughalen. Jarenlang was hier aan gewerkt, en in juli 1969 was het decennium al bijna om. Landen op de maan was een grote droom waar iederéén zich wel wat bij voor kon stellen. Een verhaal van een heroïsche missie, met helden en helpers.

Onze moonshot

De film zet me aan het denken over onze huidige vraagstukken. Wat zou tegenwoordig onze ‘moonshot’ zijn? Behalve wellicht een landing op Mars – wat grotendeels wordt uitbesteed aan het bedrijfsleven – denken overheden eerder aan doelen op aarde, zoals een schone, duurzame, energieneutrale planeet. Klimaatneutraal 2050. Een mooi streven, met een Kennedyaanse belofte in een jaartal, maar nog niet verpakt in een heroïsch verhaal.

Klimaat verbindt mensen niet, maar lijkt ze juist te polariseren. Het huidige discours gaat vooral over wat we er allemaal voor moeten láten (of moeten inleveren) om dit te bereiken. Vliegen naar Antalya ‘kan’ niet meer door vliegschaamte, vlees eten moeten we niet meer doen, en beter stop je ook maar met autorijden. Maar bangmaken inspireert niet. Zoals correspondent Jelmer Mommers schrijft: "De enige boodschap die we nu voortdurend horen is dat er iets gaat verdwijnen. Niet omdat het leuk is, maar omdat het moet, omdat Nederland anders onder water komt te staan. Dat is geen aantrekkelijk perspectief – dat is wanhoop.”

Het mooie van de maanlanding was dat vrijwel iedereen hier achter kon staan. Het was een symbool van de vooruitgang. Van wat technologie mogelijk maakt. Maar ook een verhaal over wat we als mensen kunnen, als we het maar willen en goed samenwerken. Een ‘episch verhaal vol actie, besluitvaardigheid, verandering’. Kunnen we niet ook zoiets verzinnen voor het klimaat? Mommers: “Hoe ziet ons paradijs er uit? Hoe meer mensen een gedeeld beeld hebben van onze bestemming, hoe meer we ons daaromheen kunnen organiseren. (…) Het heeft weinig zin om klimaatbeleid te voeren als daar geen visie achter zit, geen verhaal over wat er valt te winnen.

Wat valt er te winnen?

Wat zou helpen is niet alleen een belofte in cijfers zoals “0% emissie”, maar ook een verhaal over wat we te winnen hebben. Een concrete wereld die je voor je kan zien. Liefst met een symbolisch moment dat we kunnen nastreven, een icoon dat de verbeelding prikkelt. Ik ben er nog niet uit wat dit icoon zou kunnen zijn. Wel weet ik dat we beter niet wachten tot 2030 of 2050. Dat voelt veel te ver weg. Wie zegt dat we ‘nog dertig jaar de tijd hebben’ voor onze energietransitie, zuigt alle urgentie weg. Laten we denken als Kennedy en de vraag stellen: wat willen we dit decennium nog zien?