Onlangs schreef ik dat als je ‘geluk’ wil bevorderen, je alleen maar hoeft te kijken naar de momenten waarop mensen het meest gelukkig zijn. Die moet je bevorderen. En de momenten dat mensen minder gelukkig zijn, moet je verminderen. Maar is het echt zo simpel?

Volgens de filosoof Arthur Schopenhauer werkt het gevoel van geluk anders. Hij vergelijkt het met een ‘onlesbare dorst’. Mensen houden een geluksgevoel namelijk maar heel kort vast. ‘Voortdurend poppen er nieuwe verlangens op – naar voedsel, seks, status, gezelschap, noem maar op – en zodra die behoefte bevredigd is, treedt er al snel een verveelde verzadiging op, voordat er weer een nieuw verlangen opkomt dat ons ontevreden stemt.’

‘Langdurige gelukzaligheid is voor niemand weggelegd’, concludeert filosoof en cabaretier Tim Fransen dan ook in zijn essay ‘Het leven als tragikomedie’. Dat verklaart hij vanuit een evolutionair perspectief: ‘De evolutie heeft maling aan ons geluk; het enige waar de evolutie ons duizenden jaren lang op heeft geselecteerd is dat we overleven en onze genen doorgeven aan de volgende generatie.’ En als het gaat om genen doorgeven, is onvrede veel effectiever dan langdurig geluk .

" "
Zo ziet geluk er volgens stockfoto's uit

Fransen beschrijft het zo helder dat ik nog eens een alinea citeer:

‘Onvrede motiveert ons om van alles te ondernemen: om op zoek te gaan naar voedsel, om een partner te zoeken, om status te vergaderen. Op die manier hopen we met het onbevredigde gevoel af te rekenen, en vooral: gelukkig zijn. Ook hier lijkt de evolutie een vernuftig trucje te hebben bedacht: vaak gaat het opdoemen van een verlangen gepaard met de belofte van het volmaakte geluk. […] We denken: als ik dit of dat heb, of als ik zo of zo heb bereikt, dan zal ik echt gelukkig zijn.’

Kortom: de natuur heeft ons niet gemaakt om gelukkig te zijn, maar om geluk na te jagen.  

Wat betekent dat voor het beleid om te komen tot een ‘gelukkige stad’? Is dat dan ook een geluksillusie; iets dat we kunnen najagen maar nooit echt volledig kunnen bereiken? Of kunnen we, met deze pessimistische kijk op de aard van de mens, toch iets zeggen over hoe we onze steden beter, mooier, of prettiger kunnen maken?

Een stad waar iedereen permanent gelukkig is, is een illusie. We moeten inspelen op het 'geluksnajagende' karakter van mensen.

Ik zoek naar het positieve en neig daarom naar het laatste. Natuurlijk is een stad waar iedereen in een permanente staat van gelukzaligheid vertoont een illusie (dat lukt hoogstens met biochemische hulpmiddelen, maar dat is weer een ander verhaal, zie o.a. Homo Deus van Yuval Noah Harari). Wat steden wel kunnen doen is inspelen op het ‘geluksnajagende’ karakter van de mens. Op zoek gaan naar de verlangens van inwoners, de dingen waar ze van dromen, hun kleine en persoonlijke verhalen. Dat is waar hun eigen energie op zit, waar mensen zelf voor willen gaan. Een bottom-up startpunt voor stedelijke vernieuwing. Openingsvraag: ‘Wat zou u gelukkig maken?’