Bestaat neutraal onderwijs? En zo ja, hoe ziet dat er dan uit? Mag je als docent je mening geven, of moet je dat juist voorkomen? EMMA laat in een serie portretten zien hoe leraren zelf daarover denken en mee omgaan. Daisy Mertens geeft les aan groep 7 op brede basisschool de Vuurvogel in Helmond. In 2019 werd ze genomineerd voor de prijs voor beste docent ter wereld en in 2016 werd ze basisschoolleraar van het jaar. Hoe kijkt zij aan tegen neutraal onderwijs?

“Ik probeer mijn leerlingen te leren zich neutraal op te stellen. Bijvoorbeeld door open te staan voor andere culturen en geloven. Door ze te leren: dat wat van jou is mag er zijn, maar kijk ook waar je de verbinding met anderen legt. Wat zijn overeenkomsten en wat zijn verschillen? Dat is voor mij een neutrale houding: overeenkomsten én verschillen zoeken.

Daarom leer ik ze ook om open vragen te stellen, om nieuwsgierig te zijn naar een ander. Hoe gaat het bij jou met kerst? En met Ramadan? Eigenlijk zijn dat gewoon gespreksvaardigheden die je kunt aanleren. Soms geef ik mijn leerlingen twee stellingen die ze moeten verdedigen en beargumenteren. Op die manier moeten ze zich wel verplaatsen in het perspectief van de ander. Dat zijn constructieve manieren om het te hebben over verschillen.

Openheid

Ik vind openheid ontzettend belangrijk. Als kinderen vragen stellen, dan vind ik dat je daar eerlijk op moet antwoorden. Soms vragen ze me persoonlijke dingen. Ik vind dat juist mooi, dat ze dat durven. Ik hecht heel veel waarde aan die openheid. Ik heb ervoor gekozen om docent te worden, omdat ik graag kinderen wil begeleiden bij hun ontwikkeling. Omdat je invloed kunt hebben op hun waarden. Leraar is het enige beroep dat op zo’n lange termijn effect heeft. Als docent ben je een rolmodel: als jij openstaat, gaan  je leerlingen dat uiteindelijk ook doen. Niet alleen voor andere mensen, maar ook voor het leren zelf.

Waarden aanleren

Volgens mij is het de taak van het onderwijs om te zorgen dat kinderen datgene krijgen wat ze nodig hebben om zich gemotiveerd te voelen om iets te leren. Daarom wil ik mijn leerlingen bepaalde waarden bijbrengen. Ik wil ze leren relaties aan te gaan. Met leeftijdsgenoten, maar ook met volwassenen. Zodat ze voelen dat ze ergens bij horen. Daarnaast wil ik ze een competentiegevoel bijbrengen. Het gevoel van ‘ik kan het’. Dat probeer ik bijvoorbeeld op te wekken door kinderen een taak net boven hun niveau te geven, zodat ze inzicht krijgen in hun eigen kwaliteiten. En ik leg de focus op autonomie en eigenaarschap: je bent zelf in staat om verantwoordelijkheid  te nemen voor je eigen ontwikkeling.

Als je kinderen waarden wilt aanleren, moet je ze eerst zelf doorleefd hebben.

Als je kinderen zulke waarden wilt aanleren, moet je ze eerst zelf doorleeft hebben. Daarom gebruik ik in mijn lessen naast de theorie die ik heb geleerd ook vaak mijn eigen ervaringen. Je hebt een bepaald basisbegrip nodig van wat werkt, zodat je dat vervolgens toe kunt passen in de praktijk. Dat geldt ook voor openheid en een neutrale houding. Je moet het doorleven om het te kunnen doceren.

Perspectieven schetsen

Veel kinderen bij mij op school zijn moslim. Laatst hadden we het in de les over het ontstaan van de wereld. Een deel van de kinderen in mijn klas gaat ervanuit dat Allah de wereld heeft geschapen. Een ander deel gelooft in de oerknal. Ik probeer dan beide perspectieven te schetsen en te laten zien dat het er allebei mag zijn. Je moet daar als leerkracht open instaan. De leerlingen vroegen mij: “Juf, wat denk jij dan?”. Ik geloof zelf in God en ben daar heel open in. Want dat is iets uit mijn leven, wat belangrijk voor mij is.

Dat zorgt juist ook voor begrip. Toen de les wat langer duurde, vertelde een meisje me dat ze naar huis moest om te bidden. Ze dacht dat ik dat niet snapte, omdat ik niet moslim ben. Maar ik zei: “Ik bid ook, dus ik snap dat je dat wilt doen”. Op die manier zorg je ervoor dat kinderen de overeenkomsten die ze hebben weer zien.’

Meestal reageren de kinderen positief op mijn manier van lesgeven. Ze hebben zelf ook inbreng in het onderwijs dat ik geef, zodat ze meer betrokken raken bij de stof en hun eigen ontwikkeling. Als ik om feedback vraag, zijn er weleens kinderen die aangeven dat ze iets wat ik zei niet leuk vonden. Dan komen ze na de les naar me toe: “Wat bedoelde je toen je dat zei?”. Daar hebben we dan een gesprek over. Zo leer ik ook weer van hen.”